vonnis
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: 208483 / HA ZA 17-457
Vonnis van 15 augustus 2018
in de zaak van
[X] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer te Almelo,
tegen
[Y] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.J.M. Masselink te Almelo.
Partijen zullen hierna [X] en [Y] genoemd worden.
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie
de conclusie van repliek in conventie alsmede conclusie van antwoord in reconventie
de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie
de conclusie van dupliek in reconventie
de akte uitlating producties.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
in conventie en in reconventie:
2.1. [X] en [Y] zijn [1995] op huwelijkse voorwaarden getrouwd. Per 1 juli 2009 zijn zij gescheiden gaan leven. [X] heeft op 29 mei 2013 een verzoek tot echtscheiding ingediend. Bij beschikking van [2014] is de echtscheiding uitgesproken. Die beschikking is [2014] ingeschreven in het daartoe bestemde register.
2.2.Partijen hebben op 14 december 1995 huwelijksvoorwaarden laten opmaken, waarbij iedere gemeenschap van goederen, behoudens gemeenschap van inboedel, is uitgesloten. Deze huwelijksvoorwaarden luiden onder meer als volgt:
“(…)
Artikel 12
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun inkomen in de zin van artikel 9, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden de vorderingen door een desbetreffende verklaring verrekend tot het bedrag van de kleinste vordering. Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van het inkomen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.
(…)
Artikel 14
Het recht tot het vorderen van de verrekening vervalt indien deze niet heeft plaatsgehad of schriftelijk gevorderd is binnen één jaar na ontbinding van het huwelijk of ingeval van scheiding van tafel en bed, binnen een jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 15
Geen verrekening heeft plaats:
a. over de tijd, dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen of dat tussen hen scheiding van tafel en bed bestaat;
(…)
Artikel 18
1. De waarde van aanspraken op al of niet ingegane pensioenrechten wordt verevend conform het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Bij die verevening zullen de voor het huwelijk opgebouwde pensioenrechten wel worden betrokken. (…)
Artikel 20
Wanneer het huwelijk wordt ontbonden, vindt er een verrekening plaats, dusdanig, dat ieder der echtgenoten gerechtigd is tot een waarde, gelijk aan die, waartoe hij gerechtigd zou zijn geweest indien er een algehele gemeenschap van goederen tussen hen had bestaan, met dien verstande echter, dat de in artikel 11 bedoelde premies geheel ten laste blijven van de begunstigde echtgenoot. (…)”
2.3. [X] en [Y] houden ieder 50% van de aandelen in de in 1992 opgerichte besloten vennootschap Belba B.V., die zich bezig houdt met financiële dienstverlening. Bestuurders zijn thans [X] en de heer [A] .
2.4.Belba B.V. is sinds 1994 enig aandeelhouder en bestuurder van [G] B.V., dat bemiddelt in hypothecair en consumptief krediet en dergelijk krediet aanbiedt.
2.5.De vennootschap onder firma Belba VOF is opgericht in 2000. Vennoten zijn [X] , Belba B.V., Stichting Kapituur, [B] , [C] en [D] .
2.6.De stichting Stichting Kapituur is opgericht op 29 december 2000 en beheert kapitaalverzekeringen.
2.7.Fonds Rifodi en Familiefonds [Y] zijn fondsen voor gemene rekening en verstrekken (hypothecaire) geldleningen aan participanten. [Y] is beheerder van beide fondsen, [X] bewaarder.
2.8.Familiefonds [E] is een fonds voor gemene rekening en verstrekt (hypothecaire) geldleningen aan participanten. [E] is beheerder van dit fonds, [X] bewaarder.
2.9.Familiefonds [F] is een fonds voor gemene rekening. De erven [F] zijn beheerder van dit fonds, [X] is bewaarder.
2.10. [X] drijft een financieel advieskantoor onder de naam Advieskantoor [X] , een eenmanszaak.
2.11. [Y] dreef een eenmanszaak onder de naam [Y] Assurantiën. De portefeuille van deze onderneming is per 1 januari 2014 overgedragen aan Advieskantoor [X] .
in conventie:
3.1. [X] vordert samengevat - dat de rechtbank:
de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden vaststelt op de wijze zoals door hem onder de punten 5 tot en met 51 van de inleidende dagvaarding voorgesteld;
[Y] veroordeelt tot afgifte van de administratie van [X] , Advieskantoor [X] en Belba c.s. (de onder 2.3. tot en met 2.9. genoemde ondernemingen) die in haar woning aanwezig is, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met bepaling dat [X] , voor zover [Y] dwangsommen verbeurt, die mag verrekenen met hetgeen hij eventueel aan [Y] schuldig is in het kader van de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden;
[Y] veroordeelt tot medewerking aan de overdracht van haar aandelen in Belba B.V. en [G] B.V. aan [X] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met bepaling dat [X] , voor zover [Y] dwangsommen verbeurt, deze mag verrekenen met hetgeen hij eventueel aan [Y] schuldig is in het kader van de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden;
[Y] veroordeelt tot alle medewerking die nodig is om haar functie als beheerder van Fonds Rifodi en Familiefonds [Y] [?], op straffe van verbeurte van een dwangsom en met bepaling dat [X] , voor zover [Y] dwangsommen verbeurt, deze mag verrekenen met hetgeen hij eventueel aan [Y] schuldig is in het kader van de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden,
kosten rechtens.
De vordering onder a. houdt ook, naast de financiële afwikkeling van de echtscheiding en de ondernemingen, in dat [Y] foto’s, films en dergelijke aan [X] dient af te geven en dat de rechtbank bepaalt dat [Y] aansprakelijk blijft voor eventuele (bestuurlijke) boetes ten gevolge van het beleid tot 1 juni 2013, meer specifiek boetes als gevolg van het niet of te laat indienen van jaarrekeningen bij de Kamer van Koophandel.
3.2. [Y] voert verweer.
in reconventie:
[Y] vordert - samengevat - dat de rechtbank
primair:
verklaart voor recht dat partijen elk hun eigendommen behouden zonder enig recht op verrekening jegens elkaar;
[X] verplicht om binnen twee weken na betekening van het vonnis het einde van het vruchtgebruik ten aanzien van de [adres 1] te [plaats] in te schrijven in de kadastrale registers, alsook om formeel uit te treden als bestuurder uit Stichting Natuurbehoud De Woesten en zijn rechten betreffende de natuurgrond op te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
[X] veroordeelt tot betaling van € 511.449,94 aan [Y] inzake de door haar aan [X] geleende koopsom voor zijn woning aan de [adres 2] te [plaats] en de verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 352.000,- vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van ten minste € 5.998.257,- inzake de overname van de gezamenlijke vorderingen en schulden en de vorderingen van [Y] , zoals weergegeven op productie 6 bij conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van het vonnis tot de dag der algehele voldoening, onder de opschortende voorwaarde dat onvoorwaardelijk overeenstemming bestaat over het bedrag dat [X] aan [Y] dient te voldoen en [Y] dit bedrag ook heeft ontvangen;
[X] veroordeelt tot betaling van € 183.484,- inzake de door [Y] betaalde inkomstenbelasting 2011 en 2012 die door [X] voldaan zou worden, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van € 203.111,- inzake de door [Y] via haar eenmanszaak voor [X] voldane kosten, zoals weergegeven op productie 9a bij haar eerste conclusie, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van € 16.673,- inzake ten onrechte door hem ontvan-gen kinderbijslag en € 54.321,- kosten kinderen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van € 169.626,- inzake het met de belastingdienst bereikte akkoord betreffende de belastingaanslagen en belastingteruggaven over de periode 2002 tot en met 2010, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van de helft van de opbrengst uit de procedure met de Provincie Overijssel inzake de aankoop van de percelen aan de [adres 3] te [plaats] , met een minimum van € 12.500,-;
[X] verplicht om binnen twee weken na betekening van het vonnis het ABP te berichten omtrent het afzien van het nabestaandenpensioen van [Y] ;
subsidiair:
[X] veroordeelt tot betaling van € 28.000,- inzake de onderwaarde van de woning aan de [adres 1] te [plaats] , te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] verplicht om binnen twee weken na betekening van het vonnis het einde van het vruchtgebruik ten aanzien van de [adres 1] te [plaats] in te schrijven in de kadastrale registers, alsook om formeel uit te treden als bestuurder uit Stichting Natuurbehoud De Woesten en zijn rechten betreffende de natuurgrond op te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
[X] veroordeelt tot betaling van € 511.449,94 aan [Y] inzake de door haar aan [X] geleende koopsom voor zijn woning aan de [adres 2] te [plaats] en de verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 352.000,- vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
partijen veroordeelt tot verrekening van hun banksaldi per een nader door [Y] aan te geven datum, waarbij [Y] bij voorrang € 1.014.808,- uitgekeerd zal krijgen;
[X] veroordeelt tot betaling van ten minste € 5.998.257,- inzake de overname van de gezamenlijke vorderingen en schulden en de vorderingen van [Y] , zoals weergegeven op productie 6, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van € 169.626,- inzake het met de belastingdienst bereikte akkoord betreffende de belastingaanslagen en belastingteruggaven over de periode 2002 tot en met 2010, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van € 183.484,- inzake de door [Y] betaalde inkomstenbelasting 2011 en 2012 die door [X] voldaan zou worden, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van ten minste € 201.772,- inzake het saldo van de waarde van Advieskantoor [X] en [Y] Assurantiën, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van een nader te bepalen bedrag inzake het saldo van de waarde van de voertuigen van partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van € 98.021,- inzake hetgeen [Y] vanuit haar eenmanszaak met [X] te verrekenen heeft zoals weergegeven op productie 15 bij haar eerste conclusie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van € 16.673,- inzake ten onrechte door hem ontvan-gen kinderbijslag en € 54.321,- kosten kinderen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[X] veroordeelt tot betaling van de helft van de opbrengst uit de procedure met de Provincie Overijssel inzake de aankoop van de percelen aan de [adres 3] te [plaats] , met een minimum van € 12.500,-;
[X] verplicht om binnen twee weken na betekening van het vonnis het ABP te berichten omtrent het afzien van het nabestaandenpensioen van [Y] ,
primair en subsidiair:
met veroordeling van [X] om op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de door [Y] verzochte gegevens in het geding te brengen en met veroordeling van [X] in de proceskosten.
[Y] vordering tot afgifte van stukken behelst alle onderliggende bewijsstukken die zien op de vorderingen en schulden van partijen (alle bankrekeningafschriften van partijen vanaf 1 juli 2009, overeenkomsten en onderbouwing van ontstaan en verloop van alle vorderingen en schulden van partijen en hun ondernemingen vanaf 1 juli 2009 en de jaarstukken van alle ondernemingen waarin partijen (direct of indirect) betrokken zijn vanaf 2008) en het bestuur en de resultaten van Advieskantoor [X] .
3.4. [X] voert verweer.
in conventie en in reconventie:
3.5.Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.
in conventie en in reconventie:
Deze zaak betreft de financiële afwikkeling van een echtscheiding. De eerste vraag waarop het antwoord partijen verdeeld houdt is of artikel 20 van de huwelijksvoorwaarden van toepassing is, zoals [X] stelt.
Volgens [X] spreekt deze bepaling over verrekening bij ontbinding van het huwelijk. Daarmee is, nu dat er ook niet staat, niet alleen ontbinding als gevolg van het overlijden van een van partijen bedoeld, maar ook ontbinding als gevolg van echtscheiding. [X] is daar ook steeds van uitgegaan. Mr. [J] was bij het opstellen van de huwelijksvoorwaarden betrokken, maar heeft toen niet gezegd dat artikel 20 een finaal verrekenbeding in geval van overlijden betrof. Dat er staande huwelijk nimmer is verrekend, dat de financiën van partijen door elkaar liepen, dat privérekeningen ook zakelijk gebruikt zijn en dat er geen staat van aanbrengsten is opgesteld, ondersteunt volgens [X] zijn standpunt in deze. Van verval of verjaring van de finale verrekenvordering, die op artikel 20 van de huwelijksvoorwaarden dan wel, subsidiair, op artikel 1:141 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is gegrond, is geen sprake, nu het beroep van [Y] op het vervalbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en gezien de tekst van artikel 1:142 BW (er zijn nog geen vijf jaren verstreken na indiening van het echtscheidingsverzoek).
[Y] heeft gesteld dat uit de tekst van artikel 20 van de huwelijksvoorwaarden niet volgt dat bij echtscheiding dient te worden afgewikkeld alsof er sprake is van gemeenschap van goederen. Dit artikel was volgens haar bedoeld als finaal verrekenbeding bij overlijden. Dit blijkt ook uit het feit dat in de huwelijksvoorwaarden twee verrekenbedingen opgenomen zijn, namelijk een verrekenbeding ter zake overgespaarde inkomsten (artikel 12) en een finaal verrekenbeding (bij overlijden). In artikel 14 zou geen vervalbeding ter zake artikel 12 zijn opgenomen als bij echtscheiding conform artikel 20 zou moeten worden afgerekend als ware er gemeenschap van goederen. Dat artikel 20 ziet op de situatie van een overlijden kan ook worden afgeleid uit het feit dat het artikel is geplaatst na het overblijvensbeding bij overlijden (artikel 19) en uit het feit dat artikel 20 sub b spreekt over het vermogen van een overleden echtgenoot. Het doel van artikel 20 was om bij overlijden van een echtgenoot successierechten te besparen voor de overblijvende echtgenoot. [Y] heeft nog verwezen naar een verklaring van notaris mr. [K] , waarin hij schrijft dat, hoewel het er niet met zoveel woorden staat, artikel 20 gelezen moet worden als een finaal verrekenbeding bij overlijden. Volgens [Y] is het recht op verrekening inmiddels vervallen op grond van het bepaalde in artikel 14 van de huwelijksvoorwaarden.
Dit beroep van [Y] op het vervalbeding is geenszins onaanvaardbaar. Ook de verjaring ten aanzien van de vordering ex artikel 1:141 BW is al ingetreden, omdat er meer dan vijf jaren zijn verstreken na de datum waarop partijen feitelijk uiteen zijn gegaan, 1 juli 2009. Volgens [Y] moet de conclusie zijn dat tussen partijen slechts een eenvoudige beperkte gemeenschap bestaat, waarvan zij de omvang gelet op het gebrek aan stukken niet kan onderbouwen.
De rechtbank overweegt ter zake als volgt.
De vraag hoe de artikelen van de huwelijksvoorwaarden moeten worden uitgelegd en of ter zake een leemte bestaat die moet worden aangevuld, kan volgens het toepasselijke Haviltex-criterium (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635) niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de op schrift gestelde artikelen. Bij beantwoording van die vraag komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze artikelen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Het gaat dus om de tekst en de (verdere) context, waarin alle omstandigheden van het geval vóór en ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van belang zijn (en waarop latere omstandigheden nog hun licht kunnen werpen). Bij het vaststellen van de betekenis van de verklaringen spelen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, die de rechtsverhouding van partijen beheersen, een rol.
Gezien dit Haviltex-criterium wil de rechtbank, alvorens ter zake een beslissing te nemen, nadere informatie over de totstandkoming van de huwelijksvoorwaarden en de rol daarbij van mr. [J] , de voorlichting die partijen over de bepalingen der huwelijksvoorwaarden van de notaris of diens medewerker hebben gekregen en de zin die partijen toentertijd aan met name de artikelen 12 en 20 van de huwelijksvoorwaarden toekenden. De rechtbank zal daarom een comparitie van partijen gelasten.
4.2.Voor het geval de rechtbank in het verdere verloop van de procedure zal toekomen aan verrekening ex artikel 20 van de huwelijksvoorwaarden, stelt zij op basis van de thans beschikbare gegevens vooralsnog vast dat de volgende bestanddelen tot de vermogens van partijen, waarbij [X] uitgaat van 29 mei 2013 (datum indiening echtscheidingsverzoek) als peildatum voor de omvang van de vermogens:
a. de woning aan de [adres 1] te [plaats] en grond aldaar
Deze woning en grond behoren aan [Y] in eigendom toe. Volgens [Y] zijn woning en grond samen € 580.000,- (augustus 2017) waard en rust er een hypotheek ad € 636.000,- op, zodat sprake is van een onderwaarde van € 56.000,-. Bij conclusie van repliek in conventie, dupliek in reconventie heeft zij echter gesteld dat de hypothecaire lening in 2013 is afgelost. Volgens [X] waren woning en grond op de peildatum € 944.000,- waard (2012), wat na aftrek van de hypotheek leidt tot een waarde van € 308.000,-. Van aflossing van de lening is volgens hem niet gebleken. [Y] heeft ter zake betoogd dat [X] afstand moet doen van het levenslang vruchtgebruik ten aanzien van de woning en uit dient te treden als bestuurder van de Stichting Natuurbehoud De Woesten. [X] is tot dat laatste bereid.
de restschuld van de woning aan de [adres 2] te [plaats]
[X] heeft deze woning gekocht en in 2015 weer verkocht. De waarde van de woning stelt [X] op de verkoopprijs in 2015, € 296.500,-. Er rustte een hypotheek op van € 358.372,- zodat sprake is van een restschuld van € 61.872,-. Volgens [Y] is de hypotheek afgelost. Die hypotheek was zonder haar goedkeuring als aandeelhouder van Belba B.V. verstrekt: er dient daarom sowieso geen rekening te worden gehouden met die hypotheek.
Het geld voor de woning is overigens ook niet afkomstig van Belba c.s., maar van [Y] privé. Zij heeft [X] uit haar privé-vermogen geld geleend voor de aanschaf van de woning, te weten een bedrag van € 352.500,-. [Y] heeft recht op terugbetaling van dat bedrag, vermeerderd met rente vanaf 3 juli 2015 inmiddels € 511.449,94. [X] heeft dit betwist.
de woning aan de [adres 4] te [plaats]
[X] is eigenaar van deze woning. Volgens hem is deze woning € 475.000,- waard, rust er een hypotheek op van € 1.606.224,- en is er sprake van een bouwdepot van € 997.928,-. De waarde van de woning is derhalve € 133.286,- negatief. [Y] heeft betwist dat [X] een hypotheek tot een bedrag van € 1.606.224,- heeft kunnen vestigen op de woning, die maar
€ 475.000,- waard zou zijn, waarbij zij erop heeft gewezen dat de woning een of twee jaar daarvoor voor € 575.000,- door [X] is gekocht.
grond Weitemanslanden
Partijen zijn het erover eens dat de grond onder uitsluitingsclausule door [Y] verkregen is en derhalve buiten de verdeling moet blijven.
banksaldi en levensverzekeringen
[Y] beschikt over rekeningen bij ING ( [nummer 1] en [nummer 1] (spaar)), SNS ( [nummer 2] ) en Leaseplan ( [nummer 3] ). Bovendien heeft zij een levensverzekering bij De Goudse en lijfrentes met de nummers [nummer 4] , [nummer 5] en [nummer 6] . Met betrekking tot haar tegoeden heeft [Y] opgemerkt dat € 72.833,- en € 144.551,- onder uitsluitingsclausule verkregen is en dat zij een verknochte schadevergoeding na ongeval van € 375.000,- heeft gekregen. De levensverzekeringen zijn al uitgekeerd (2) of onder uitsluitingsclausule verkregen (2), zodat er niets te verrekenen valt. In totaal dient € 1.014.808,- buiten een verrekening te blijven.
[X] heeft rekeningen bij ING ( [nummer 7] en [nummer 7] (spaar)) en Leaseplan ( [nummer 8] ). Volgens [X] belopen de banksaldi van [Y] een bedrag van € 431.555,- en zijn banksaldi een bedrag van € 254.231,-: [Y] is volgens hem met € 88.662,- overbedeeld. [X] heeft betwist dat een bedrag van € 1.014.808,- buiten de verrekening moet blijven, nu [Y] dit bedrag niet heeft onderbouwd.
vorderingen en schulden
[X] heeft gesteld dat de totale waarde van alle vorderingen minus alle schulden (die een grote verbondenheid met Belba c.s. hebben) op de peildatum € 3.552.282,- is, dat hij Belba c.s. wil voortzetten en dat hij daarom uit hoofde van overbedeling € 1.813.803,- aan [Y] dient te voldoen. Volgens [X] dient zijn administratie leidend te zijn.
[Y] heeft het aan de berekening door [X] ten grondslag gelegde overzicht betwist en gesteld dat zij per saldo recht heeft op € 5.998.257,-. Zij meent dat ter zake 1 juli 2009 als peildatum moet gelden.
belastingaanslagen en belastingteruggaven
Volgens [X] dient [Y] uit dezen hoofde nog € 178.811,- inclusief rente aan hem te betalen. Partijen hebben niet afgesproken dat hij de aanslagen over 2011 en 2012 zou betalen. Hij stelt voor dat over de periode van 1 januari 2013 tot 29 mei 2013 ieder 50% van de aanslagen betaalt. [X] wijst erop dat hij ook na 29 mei 2013 nog aanslagen heeft betaald en dat [Y] in haar berekening geen rekening houdt met door haar ontvangen belastingteruggaven.
[Y] heeft aangevoerd dat [X] over de jaren tot en met 2010 € 169.626,- uit hoofde van belastingteruggaven aan haar verschuldigd is, dat [X] de aanslagen over 2011 en 2012 zou betalen (ad € 183.484,-), wat hij niet gedaan heeft, zodat [Y] deze aanslagen zelf heeft betaald en recht heeft op vergoeding van dat bedrag. Het belastingvoordeel dat [X] door aftrek lening eigen woning heeft behaald dient te worden verrekend.
Advieskantoor [X]
heeft de waarde van Advieskantoor [X] berekend op € 5.935,- per peildatum. Een latere datum is niet redelijk, omdat het door tegenwerking van [Y] nog niet tot verdeling gekomen is, terwijl hij alle activiteiten verricht. Hij wil deze onderneming voortzetten. [Y] heeft gesteld dat de waarde van de onderneming per datum verdeling moeten worden vastgesteld, maar dat [X] ter zake minstens € 201.772,- aan haar verschuldigd is. De gemaakte juridische en andere kosten dienen voor rekening van [X] te blijven, nu [Y] daarin niet is gekend en zij de zakelijkheid van die kosten betwist.
i. [Y] Assurantiën
Volgens [X] is de portefeuille van [Y] Assurantiën per 1 januari 2014 overgedragen aan Advieskantoor [X] . De totale waarde van de onderneming heeft hij berekend op een bedrag van € 165.305,-, waarvan aan [X] is toegedeeld € 135.359,-. [X] dient naar eigen zeggen nog € 52.707,- aan [Y] te voldoen. Hij betwist de door [Y] gestelde vordering ad € 98.021,- plus PM, die zijns inziens niet onderbouwd is.
[Y] heeft aangevoerd dat zij op basis van de waarde per 1 januari 2014 € 65.152,50 aan [X] zou moeten betalen. Omdat [Y] Assurantiën veel kosten voor Advieskantoor [X] heeft voldaan, heeft zij echter een vordering op [X] van € 98.021,- plus PM.
Belba c.s.
[X] heeft aangevoerd dat, nu partijen het nergens over eens kunnen worden en [Y] de laatste jaren geen enkele activiteit binnen Belba c.s. heeft verricht, het niet (langer) mogelijk is dat [Y] en hij samen aandelen blijven houden in Belba B.V. Hij meent daarom dat [Y] moet worden verplicht haar 50% aandelen in Belba B.V. aan hem over te dragen. [X] wil het bestuur/beheer van de ondernemingen in Belba c.s. voortzetten. De intrinsieke waarde van Belba B.V. en [G] B.V. is € 1.236.769,- negatief.
Daar komen nog een fiscale claim van € 425.000,- (compromis met de belastingdienst in 2013) en juridische kosten ad € 351.205,- bij, zodat de totale waarde € 2.012.974,- negatief is en hij recht heeft op betaling door [Y] van € 1.006.487,-. Het tegoed van Familiefonds [Y] staat op naam van de kinderen van partijen.
[Y] heeft de stellingen van [X] gemotiveerd betwist. Zij meent dat er geen juridische grond bestaat om haar te verplichten tot overdracht van haar aandelen in Belba B.V. aan [X] . Bij gebreke aan onderbouwing wordt de berekening van de waarde van Belba c.s. betwist. Met betrekking tot Stichting Kapituur heeft [Y] nog gesteld dat [X] zich een polis van haar heeft laten uitkeren van € 117.871,50, welk bedrag [Y] toekomt. Het tegoed van Familiefonds [Y] komt haar toe.
Volkswagen Caravelle
De Volkswagen Caravelle behoort [Y] in eigendom toe. Zij heeft de auto in 2001 voor
€ 37.500,- gekocht. Zij meent dat deze nu nog € 1.500,- waard is. [X] wil dat de Caravelle voor € 8.000,- wordt meegenomen in de verrekening.
Kia Sorento en motor
De Kia Sorento en motor behoren [X] in eigendom toe. Volgens [X] dient de Kia in de verrekening te worden meegenomen voor € 15.000,- en is de motor bedrijfsvermogen van Advieskantoor [X] en in de waarde van die onderneming begrepen. [Y] wil dat de Kia en motor in de verrekening worden betrokken tegen de waarde op de peildatum.
pensioenrechten
[X] heeft bij dagvaarding voorgesteld dat ieder van partijen het opgebouwde pensioen behoudt en dat de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding wordt uitgesloten. Hij wil geen afstand doen van het nabestaandenpensioen. Bij conclusie van dupliek in reconven-tie heeft hij gesteld niet bereid te zijn af te zien van verevening van de pensioenrechten. [Y] heeft gesteld dat er door nalatigheid van [X] geen zelfstandige pensioenrechten zijn verkregen en dat [X] afstand dient te doen van het nabestaandenpensioen. [Y] stemt vooralsnog niet in met verevening van enig ouderdoms- en nabestaandenpensioen opgebouwd bij de vennootschappen.
vergoedingsvorderingen [X]
heeft aangevoerd een aantal vergoedingsvorderingen te hebben op [Y] , te weten:
een vordering van € 21.727,-, vermeerderd met betalingen na 1 oktober 2017 en rente in verband met een door [Y] afgedwongen (zij weigerde als hypotheekhouder mee te werken aan verkoop van een klein stuk grond) betaling aan haar van € 1.000,- per maand, waar geen grond voor bestond en welk bedrag nu wordt teruggevorderd;
een vordering ad € 97.497,- plus rente na 1 oktober 2017 in verband met door [X] betaalde rente voor de woning van [Y] aan de [adres 1] te [plaats] , nu die renteschuld buiten de gemeenschap valt;
een vordering van € 740.147,- in verband met opnames door [Y] van de rekeningen van partijen;
een vordering ad € 8.100,- in verband met (mede) door [X] betaalde belasting over grond (Weitemanslanden) die aan [Y] in eigendom toebehoort;
een vordering ad € 4.400,- in verband met door [X] betaalde energielasten van de woning van [Y] aan de [adres 1] te [plaats] ;
een vordering voortvloeiend uit het feit dat de belastingaanslagen 2011 en 2012 door ieder van partijen voor de helft gedragen moet worden.
[Y] heeft de gestelde vergoedingsvorderingen betwist.
vergoedingsvorderingen [Y]
heeft aangevoerd een aantal vergoedingsvorderingen te hebben op [X] , te weten:
een vordering ad € 16.673,- inclusief rente aan door [X] ontvangen kinderbijslag, terwijl de kinderen van partijen bij [Y] verbleven;
een vordering ad € 54.321,- aan kosten kinderen in de periode 2009 tot 2013;
een vordering van minstens € 12.500,- ter zake van een geschil rond de aan partijen door de provincie Overijssel gegunde grond aan de [adres 3] te [plaats] (de provincie heeft in het kader van een schikking € 25.000,- aan partijen aangeboden, [X] is echter gaan procederen).
[X] heeft de vergoedingsvorderingen betwist. Met betrekking tot het geschil met de provincie Overijssel heeft [X] gesteld dat ter zake geprocedeerd is, dat hij de zaak bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verloren heeft en dat met de totale kosten ad € 33.417,- rekening moet worden gehouden bij de verrekening. Met betrekking tot de vorderingen ter zake van de kinderbijslag en kosten kinderen heeft [X] zich op het standpunt gesteld dat deze zijn verjaard, nu [Y] nimmer aanspraak heeft gemaakt op (terug)betaling hiervan.
4.3.De rechtbank acht zich nog onvoldoende voorgelicht en zal daarom de te gelasten comparitie van partijen benutten om (onder meer) de volgende vragen/onderwerpen met partijen te bespreken:
a. indien de rechtbank tot de conclusie zou komen dat artikel 20 van de huwelijks-voorwaarden niet van toepassing is en verrekening ex artikel 1:141 BW niet meer mogelijk is, wat is er dan nog te verdelen?
b. zijn er nieuwe taxaties nodig met betrekking tot de waarde van de onroerende zaken van partijen?
c. heeft [Y] de hypothecaire schuld aangaande haar woning aan de [adres 1] te [plaats] afgelost en, zo ja, wanneer?
d. is [X] , gelet op zijn daartoe uitgesproken bereidheid, uitgetreden als bestuurder van Stichting Natuurbehoud De Woesten en heeft hij het eind van het levenslang vruchtgebruik van de woning aan de [adres 1] te [plaats] ingeschreven?
e. welke rechten heeft [X] ten aanzien van de natuurgrond te [plaats] ?
f. hoe verklaart [X] het bestaan van een hypotheek van meer dan € 1.600.000,- bij een waarde woning [adres 4] te [plaats] van (naar zijn zeggen) € 475.000,-? Klopt het dat hij de woning een of twee jaar eerder voor € 575.000,- heeft gekocht?
g. is productie 7 bij conclusie van antwoord in conventie door [X] geschreven?
h. wat is de juridische grondslag voor [X] ’s vordering om [Y] te veroordelen tot overdracht van de door haar in Belba B.V. gehouden aandelen?
i. wat is in de praktijk de taak van de beheerder en de taak van de bewaarder bij de fondsen voor gemene rekening? Tot wanneer heeft [Y] als beheerder van enkele fondsen gefunctioneerd?
j. de portefeuille van [Y] Assurantiën is per 1 januari 2014 overgedragen aan Advieskantoor [X] . Hoe is dat gegaan? Is er voor de portefeuille betaald en zo niet, welke afspraken zijn dan gemaakt?
k. drijft [Y] nog enige onderneming? Zo nee, sinds wanneer niet meer? Zo ja, welke en vanaf wanneer?
l. zijn er concrete afspraken te maken over de afgifte van privéspullen van [X] door [Y] (volgens haar staan die klaar)?
m. kunnen partijen het eens worden over de in aanmerking te nemen waarde van de voertuigen van partijen?
n. wat is de juridische grondslag voor de vorderingen van [Y] ter zake van de kinderbijslag en de kosten kinderen? Heeft [X] kinderalimentatie betaald?
o. dienen de pensioenrechten niet gelet op artikel 18 van de huwelijksvoorwaarden te worden verevend? Wat is het gevolg van de stelling van [Y] dat partijen geen zelfstandige pensioenrechten hebben?
p. de vordering van [X] als bedoeld in 3.1. onder d. bevat in het petitum omissies: hoe dient de vordering volledig te luiden?
q. het ligt in de rede ten aanzien van de vaststelling van de omvang en de berekening van de waarde van de banksaldi en levensverzekeringen, van de vorderingen en schulden van partijen, van de belastingaanslagen en belastingteruggaven, van de ondernemingen van partijen en van enkele vergoedingsvorderingen een deskundige in te schakelen, die na onderzoek van de administratie uitspraken over die omvang en waarde kan doen. Daarbij valt te denken aan een accountant. Kunnen partijen het, voor het geval het nodig mocht zijn, eens worden over de persoon van een te benoemen deskundige? Als een deskundigenonderzoek zou worden gelast, wat is dan volgens partijen de toegevoegde waarde van de 843a Rv-vorderingen?
4.4.De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol voor dagbepaling comparitie. Als partijen nog nadere stukken in het geding willen brengen, dienen zij die uiterlijk twee weken voor de dag van de comparitie aan de rechtbank en de wederpartij toe te sturen. Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
De rechtbank
5.1.beveelt een verschijning van partijen in persoon, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen als bedoeld in 4.3. en ter beproeving van een minnelijke regeling op de zitting van mr. K.J. Haarhuis in het gerechtsgebouw te Almelo aan de Egbert Gorterstraat 5 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd;
5.2.verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 augustus 2018 voor het bepalen van dag en tijdstip waarop de comparitie van partijen zal plaatsvinden. Partijen hoeven niet aanwezig te zijn bij deze rolzitting. Partijen kunnen tot uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) opgeven voor de drie maanden volgend op genoemde rolzitting;
5.3.bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgaven de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen, alsmede dat de comparitie zou kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien partijen bij hun opgave meer dan 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) hebben opgegeven;
5.4.bepaalt dat de comparitie in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
5.5.bepaalt dat partijen eventuele nadere stukken ten behoeve van de comparitie uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.6.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2018.