Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10955195 \ CV EXPL 24-800
Vonnis van 21 mei 2024
in de zaak van
[eiser], handelende onder de naam [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen,
tegen
[gedaagde], handelende onder de naam [bedrijf 2],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
procederend in persoon.
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
Waar gaat deze zaak over?
2.1. [eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] een nieuwe 380V installatie geïnstalleerd en hij heeft daarvoor op 5 april 2023 een factuur gestuurd aan [gedaagde] met een totaalbedrag van € 2.407,90. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten. [eiser] vordert daarom in deze procedure betaling van de factuur, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van de factuur tot aan de dag van algehele voldoening en de buitengerechtelijke incassokosten.
[gedaagde] moet de factuur betalen.
[gedaagde] erkent dat hij de factuur aan [eiser] moet betalen, daarom kan de vordering tot betaling van € 2.407,90 worden toegewezen.
[gedaagde] moet de bijkomende kosten betalen.
2.3. [gedaagde] voert verweer tegen de bijkomende kosten. Hij stelt dat hij slechts twee betalingsherinneringen heeft ontvangen en dat [eiser] geen aanmaning heeft verstuurd waarin [gedaagde] 14 dagen de tijd krijgt om de factuur te betalen, voordat de vordering aan de gemachtigde uit handen wordt gegeven en er bijkomende kosten worden gevorderd. Daarnaast wil [gedaagde] graag een betalingsregeling treffen, maar daarop wordt niet gereageerd.
2.4.De kantonrechter overweegt hierover als volgt. [gedaagde] moet de bijkomende kosten betalen als hij in verzuim is met de betaling van de factuur en [eiser] kosten heeft moeten maken om zijn betaling te ontvangen. Daarbij is het van belang dat [eiser] voorafgaand aan de dagvaarding [gedaagde] voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de hoofdsom zonder kosten te betalen en dat heeft [eiser] in deze zaak voldoende gedaan. [eiser] heeft vaak contact gehad met [gedaagde] over betaling van de factuur en hij heeft twee betalingsherinneringen gestuurd. Daarnaast heeft [eiser] gesteld dat het in deze zaak gaat om een handelsovereenkomst, de partijen hebben de overeenkomt namelijk gesloten in de uitoefening van diens beroep of bedrijf. Omdat het een handelsovereenkomst is, is [gedaagde] op grond van artikel 6:96 lid 4 Burgerlijk Wetboek al buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd vanaf het moment dat de betaaltermijn op de factuur is verstreken. Het versturen van een aanmaning is hiervoor geen vereiste. Omdat de betalingstermijn van 14 dagen op de factuur van 5 april 2023 is verstreken, heeft de gemachtigde van [eiser] op 1 februari 2024 een aanmaning verstuurd. Hiervoor heeft de gemachtigde van [eiser] bijkomende kosten in rekening gebracht. De gemachtigde van [eiser] heeft zelfs nog een betalingsregeling met [gedaagde] getroffen, maar deze is niet behoorlijk nagekomen waardoor deze betalingsregeling is vervallen. [gedaagde] heeft dit niet betwist en daarom moet hij de bijkomende kosten betalen.
2.5.De bijkomende kosten zien op de wettelijke rente vanaf de vervaldag van de factuur tot aan de dag van algehele voldoening en de buitengerechtelijke incassokosten van € 361,19 en deze kosten zullen worden toegewezen.
2.6. [gedaagde] heeft in zijn conclusie van dupliek nog gesteld dat hij graag een betalingsregeling wil treffen. De kantonrechter kan partijen alleen geen betalingsregeling opleggen.
2.7. [gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom ook in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 115,84
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 476,00 (2 punt x tarief € 238,00)
- nakosten € 119,00
Totaal € 958,84.
De kantonrechter:
3.1.veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.769,09, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 2.407,90 vanaf de vervaldag van de factuur tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 958,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.3.verklaart dis vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024. (jjm)