locatie Rotterdam
zaaknummer: 10705282 CV EXPL 23-25321
datum uitspraak: 8 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder H.J. Jansen,
tegen
[gedaagde]
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.
1.1.Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
het tussenvonnis van 12 januari 2024 en de daarin genoemde stukken;
de akte uitlating van Havensteder;
de e-mail met bijlagen van [gedaagde] van 2 februari 2024.
Het tussenvonnis
2.1.In het tussenvonnis is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand tot en met september 2023 met bijkomende kosten. Het bestaan van bijzondere (financiële) omstandigheden heeft aanleiding gegeven de beslissing over de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning aan te houden in afwachting van de totstandkoming van een eventuele betalingsregeling. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vragen of de achterstallige huur inmiddels is voldaan en of er een betalingsregeling is getroffen.
2.2.Havensteder heeft vervolgens een akte genomen. Zij handhaaft haar eis, omdat [gedaagde] de huurachterstand en de lopende huur niet heeft betaald en ook geen contact heeft opgenomen om een betalingsregeling af te spreken.
2.3. [gedaagde] meldt per e-mail dat hij op 2 februari 2024 wél contact zou hebben gelegd met Havensteder en de huur over de maanden januari en februari 2024 zou hebben betaald. Wat hij verder nog aan Havensteder verschuldigd is, zal in het kader van een traject bij de Kredietbank Rotterdam worden afgelost, aldus [gedaagde] .
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.4.Zoals overwogen in het tussenvonnis mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden als de huurder de huur niet (tijdig) betaalt. De rechter wijst deze eis alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen.
2.5.De reacties van partijen over de stand van zaken komen niet met elkaar overeen, maar gelet op het moment van verzending van de e-mail van [gedaagde] (2 februari 2024 om 13:09 uur) en de datum van de aanbiedingsbrief van de akte van Havensteder (1 februari 2024) is het mogelijk dat de berichten van partijen elkaar hebben gekruist. Onbekend is of Havensteder de door [gedaagde] gestelde betaling van € 1.326,- heeft ontvangen, maar zelfs als dat zo is staat er nog een aanzienlijk bedrag aan huurachterstand en kosten open dat de hoogte van drie maanden huur ruim te boven gaat. Bovendien blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde stukken alleen dat hij is aangemeld bij de Kredietbank en niet dat er daadwerkelijk een aflossingstraject van start is gegaan. Gelet op de hoogte van de huurachterstand en de omstandigheid dat de lopende huur niet of niet op tijd is betaald, ziet de kantonrechter aanleiding de geëiste ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning toe te wijzen, waarbij de ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen na de datum van dit vonnis.
2.6.De gevorderde machtiging om de ontruiming uit te voeren met behulp van de sterke arm wordt afgewezen. Op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv is (slechts) de deurwaarder bevoegd een gedwongen ontruiming uit te voeren, waarbij de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm kan inroepen (artikel 444 Rv).
2.7. [gedaagde] moet € 672,28 per maand aan huur dan wel aan gebruiksvergoeding betalen tot aan de dag waarop hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
Proceskosten
2.8. [gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Havensteder op € 129,14 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht, € 508,50,- aan salaris voor de gemachtigde (1,5 punten × € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.286,64. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.9.Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
De kantonrechter:
3.1.ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
3.2.veroordeelt [gedaagde] om vanaf oktober 2023 tot aan de dag waarop de ontruiming plaatsvindt € 672,28 per maand aan Havensteder te betalen met de verhoging die is toegestaan;
3.3.veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op € € 1.286,64;
3.4.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416