ECLI:NL:RBROT:2025:10080text/xmlpublic2025-08-19T16:41:442025-08-19Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Rotterdam2025-08-06FT RK 25/616 en FT RK 25/617UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLRotterdamCiviel recht; InsolventierechtFaillissementswet 287aRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:10080text/htmlpublic2025-08-19T16:41:202025-08-19Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBROT:2025:10080 Rechtbank Rotterdam , 06-08-2025 / FT RK 25/616 en FT RK 25/617 toewijzen gedwongen schuldregeling.
Rechtbank Rotterdam Team insolventie rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 6 augustus 2025 in de zaak van:
[verzoekster]
,
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats]
verzoekster. 1De procedure Verzoekster heeft op 15 april 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- ING Bank N.V. (hierna: ING);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling. De schuldhulpverlener heeft op 2 juni 2025 aanvullende stukken toegezonden. Verzoekster heeft op 21 juli 2025 aanvullende stukken toegezonden. ING heeft op 23 juli 2025 een verweerschrift toegezonden. Ter zitting van 30 juli 2025 zijn verschenen en gehoord: verzoekster; mevrouw A. Shangur, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
[naam 1], re-integratie coach en tolk;
[naam 2] en [naam 3], namens ING. De uitspraak is bepaald op heden. 2Het verzoek Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven schuldeisers, waarvan één preferente en zes concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 9.818,87 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 16 oktober 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, die inhoudt dat geen uitdeling zal plaatsvinden aan de schuldeisers en waarbij aan de schuldeisers verzocht wordt de betreffende schulden kwijt te schelden. Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Ziektewet-uitkering. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat zij niet verwachten dat de afloscapaciteit binnen afzienbare tijd zal toenemen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan. Zes schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ING stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.013,11 op verzoekster, welke 11% van de totale schuldenlast beloopt. 3Het verweer ING stelt in haar verweerschrift dat het iedere schuldeiser in beginsel vrijstaat te verlangen dat haar volledige vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. In oktober 2024 is ING een schuldregeling zonder afloscapaciteit voorgelegd, met het verzoek om kwijting van de openstaande vordering, gebaseerd op het ziektewetinkomen van verzoekster. ING heeft echter meerdere keren verzocht om nadere toelichting op de duur van deze situatie en waarom de afloscapaciteit de komende 18 tot 36 maanden niet zal verbeteren. Deze informatie is niet verstrekt. In plaats daarvan is het onderhavige verzoek ingediend zonder nadere onderbouwing, met een onjuiste conclusie dat ING het aanbod alleen op basis van een ‘te laag aanbod’ weigert.
ING betwist dat het in redelijkheid tot instemming met de schuldregeling had moeten komen. De bank stelt dat het ontbreken van essentiële informatie het onmogelijk maakt om tot kwijting van de gehele vordering over te gaan. Verder is onduidelijk waarom verzoekster niet in staat is om te werken en zo haar afloscapaciteit te verhogen. ING wijst erop dat ook mensen met afstand tot de arbeidsmarkt in de huidige arbeidsmarkt mogelijkheden hebben om betaald werk te vinden. Op grond van het voorgaande is ING van mening dat niet is voldaan aan het transparantievereiste en de inspanningsverplichting, en dat het verzoek tot oplegging van een dwangakkoord derhalve moet worden afgewezen. Ter zitting heeft ING toegelicht dat het haar niet erom te doen is de schuldregeling van verzoekster te frustreren. ING geeft aan dat zij enkel meer duidelijkheid en onderbouwing verlangde omtrent de financiële situatie en vooruitzichten van verzoekster. Indien deze toelichting tijdig was verstrekt, had ING zich niet bij haar weigering hoeven te houden. 4De beoordeling Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING bij haar weigering vast. De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van ING een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 11%. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zes van de zeven schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan. De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar in het dossier gedocumenteerd. De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster kampt met medische klachten en sinds 8 april 2024 een ziektewetuitkering ontvangt, welke zal worden toegekend voor een periode van twee jaar, dat wil zeggen tot april 2026. Daarnaast heeft verzoekster depressieve klachten waarvoor zij onder behandeling is bij een psycholoog. Gezien deze omstandigheden is voldoende aannemelijk geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen. Uit het bovenstaande vloeit ook voort dat er geen reëel perspectief is op afloscapaciteit binnen een wettelijke schuldsaneringsregeling, zoals subsidiair verzocht. Dat betekent dat ook in de situatie dat de schuldsaneringsregeling (met een eerdere ingangsdatum) op verzoeker van toepassing zou zijn er geen vooruitzicht is op een uitdeling aan de schuldeisers. Dat terwijl toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling aanzienlijke kosten met zich meebrengt, bestaande uit onder meer salaris voor de bewindvoerder en griffierecht. De verwachting is dat een groot deel van de wsnp-gerelateerde kosten ten laste van de Staat zouden moeten komen. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ING, die geweigerd heeft in te stemmen. Het verzoek om ING te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen. ING zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil. De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen. 5De beslissing De rechtbank: - beveelt ING om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling; - veroordeelt ING in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil; - bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming; - wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025. Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.