Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. Contact met moeder herstellen en contact met vader zonder gezag monitoren
Rechtbank Rotterdam 25 August 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2025:10119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
20-08-2025
Datum publicatie
25-08-2025
Zaaknummer
C/10/703089 / JE RK 25-1437
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Bijzondere kenmerken
Beschikking
ECLI:NL:RBROT:2025:10119text/xmlpublic2025-08-25T16:22:462025-08-20Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Rotterdam2025-08-12C/10/703089 / JE RK 25-1437UitspraakBeschikkingNLRotterdamCiviel recht; Personen- en familierechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:10119text/htmlpublic2025-08-25T16:21:462025-08-25Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBROT:2025:10119 Rechtbank Rotterdam , 12-08-2025 / C/10/703089 / JE RK 25-1437 Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. Contact met moeder herstellen en contact met vader zonder gezag monitoren
RECHTBANK ROTTERDAM Team Jeugd Zaaknummer: C/10/703089 / JE RK 25-1437
Datum uitspraak: 12 augustus 2025 Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad, over
[minderjarige]
,
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] . De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder]
,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. W.R. Arema, kantoorhoudende te Rotterdam. 1Het verloop van de procedure1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 11 juli 2025. 1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- namens de moeder haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: de GI), [naam 2] . De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. 1.3. De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. 2De feiten2.1. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . 2.2.
[minderjarige] verblijft bij [naam instelling] . 3Het verzoek3.1. De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van zes maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. 4De standpunten4.1. De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. [minderjarige] kampt met gedrags- en psychische problemen. [minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag. De Raad is van mening dat het goed is als een jeugdbeschermer met hem meekijkt. [minderjarige] komt nu op een leeftijd waarin het belangrijk is dat hij dagbesteding krijgt en leert hoe hij gezonde relaties kan onderhouden met anderen. Ook is het belangrijk dat [minderjarige] wordt geholpen in het (verder) ontwikkelen van zijn eigen persoonlijkheid. De Raad heeft zorgen over de eenzaamheid van [minderjarige] . [minderjarige] heeft een verstoorde relatie met zijn moeder. Met zijn vader is [minderjarige] langzaam weer een band aan het opbouwen, nadat in het verleden veel is gebeurd in de relatie met zijn vader. Daarbij wordt [minderjarige] geconfronteerd met de ziekte van zijn vader. [minderjarige] heeft hulp nodig om dingen uit het verleden te verwerken en de relatie met zijn ouders weer (verder) op te bouwen. Op dit moment lijkt de moeder overbelast. De moeder is niet in staat de samenwerking aan te gaan en beslissingen over [minderjarige] te nemen. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer kijkt welke hulp de moeder nodig heeft in de opvoeding en de ondersteuning van [minderjarige] en welke hulp [minderjarige] nodig heeft om hem krachtiger te maken. 4.2. De GI steunt het verzoek van de Raad. Het is belangrijk om tijdens de ondertoezichtstelling vooral te focussen op [minderjarige] als persoon. De moeder moet wel betrokken blijven in het geheel. De GI wil een toekomstplan maken met [minderjarige] op verschillende levensgebieden zoals school, behandeling en een passende woonplek. 4.3. Namens de moeder wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder wil het beste voor [minderjarige] en wil ook weer contact met hem. De moeder wil dat dit beter wordt begeleid. De moeder heeft de contactmomenten met [minderjarige] bij [naam instelling] stopgezet, nadat de moeder het idee kreeg dat deze momenten niet hielpen voor het contactherstel tussen haar en [minderjarige] . De moeder is daarnaast niet tegen het contact tussen [minderjarige] en zijn vader, maar vindt het wel belangrijk dat er goed wordt gekeken hoe deze omgang verloopt. [minderjarige] gaat op dit moment zonder toezicht naar zijn vader, waarbij niemand weet wat daar gebeurt. De moeder wil dat deze bezoeken ook begeleid worden en eventueel aan de hand van systeemtherapie worden ondersteund. 5De beoordeling5.1. De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. De kinderrechter legt hieronder uit waarom. 5.2. De 16-jarige [minderjarige] heeft veel in zijn leven meegemaakt en is opgegroeid in een onrustige opvoedingsomgeving. [minderjarige] is op vrijwillige basis bij [naam instelling] geplaatst en heeft hier een periode op een lege vleugel één-op-één begeleiding gekregen. Daarnaast heeft [minderjarige] al lange tijd geen dagbesteding en gaat hij niet naar school. Positief is dat [minderjarige] in het gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven dat hij zich heeft ingeschreven voor een nieuwe school en een paar keer heeft gesolliciteerd naar een bijbaan. De kinderrechter is van oordeel dat het belangrijk is dat er een jeugdbeschermer met [minderjarige] meekijkt om te bezien wat [minderjarige] nodig heeft om zich verder te ontwikkelen. Hierbij dient niet alleen te worden gekeken naar een dagbesteding, maar ook of [minderjarige] eventueel iemand nodig heeft om mee te praten, een neutrale vertrouwenspersoon. Het is belangrijk dat [minderjarige] op een positieve manier contact heeft met beide ouders. De moeder en [minderjarige] hebben op dit moment geen contact met elkaar. Het is belangrijk dat dit contact wordt hersteld. Dit moet wel onder begeleiding en op een gepaste wijze gebeuren, waarbij de moeder en [minderjarige] over en weer respect voor elkaar hebben. Zowel de moeder als [minderjarige] dienen open te staan voor dit contact en moeten leren om naar elkaar te luisteren. [minderjarige] lijkt weer goed contact te hebben met zijn vader, maar in die relatie is in het verleden veel gebeurd. De jeugdbeschermer dient ook in dit contact mee te kijken en zo nodig hulp te bieden. 5.3. Gelet op voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te volgen en zo nodig daarvoor hulp en/of begeleiding in te zetten. De ondertoezichtstelling is daarom nodig. De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar. Een kortere periode acht de kinderrechter niet haalbaar, omdat er veel moet gebeuren. Ook bij een positieve ontwikkeling dient de jeugdbeschermer nog enige tijd zicht te houden om die ontwikkeling te waarborgen en te zorgen voor stabiliteit. 5.4. Op dit moment verblijft [minderjarige] nog bij [naam instelling] , waar hij het naar zijn zin lijkt te hebben. De komende periode is het belangrijk dat er gekeken wordt naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] . Hoewel alle partijen achter deze plaatsing staan, is een machtiging hiervoor noodzakelijk, omdat er nu een ondertoezichtstelling loopt. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden, overeenkomstig het verzoek. 5.5. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat. 6De beslissing De kinderrechter: 6.1. stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 12 augustus 2025 tot 12 augustus 2026; 6.2. verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 12 augustus 2025 tot 12 februari 2026; 6.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van S.M.J. van de Griend als griffier, en op schrift gesteld op 20 augustus 2025. Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen. Artikel 1:265b, eerste lid, BW.