Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBROT:2025:7375

Toewijzing dwangakkoord, voorstel het maximaal haalbare. Prognoseakkoord.

Rechtbank Rotterdam 24 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBROT:2025:7375 text/xml public 2025-06-24T11:35:51 2025-06-24 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Rotterdam 2025-04-02 FT RK 24/1823 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Rotterdam Civiel recht; Insolventierecht Faillissementswet 287a Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:7375 text/html public 2025-06-24T11:35:01 2025-06-24 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBROT:2025:7375 Rechtbank Rotterdam , 02-04-2025 / FT RK 24/1823
Toewijzing dwangakkoord, voorstel het maximaal haalbare. Prognoseakkoord.
Rechtbank Rotterdam
Team insolventie

rekestnummer: [rekestnummer]

uitspraakdatum: 2 april 2025

in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres te [plaats] ,

verzoeker.
<nr>1</nr>De procedure
Verzoeker heeft op 19 december 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:

- [schuldeiser] , in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders (hierna te noemen: [schuldeiser] ),

die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.

[schuldeiser] heeft voorafgaand aan de zitting op 17 maart 2025 een verweerschrift toegezonden. In dit verweerschrift heeft [schuldeiser] meegedeeld dat zij een particulier is en niet [bedrijf] . Nu [schuldeiser] kennis heeft genomen van het verzoekschrift en verweer heeft ingediend, is zij niet in haar belangen geschaad. De rechtbank zal [bedrijf] in het dwangakkoord dan ook lezen als [schuldeiser] .

Ter zitting van 26 maart 2025 zijn verschenen en gehoord:

verzoeker;

de heer M. van Engelenburg, werkzaam bij Geldplein Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);

mevrouw [persoon A] , begeleider vanuit de WMO (hierna: begeleiding);

de heer K. Jansen en de heer C. Cevast, beiden werkzaam bij De Maas Dienstverlening (hierna: beschermingsbewindvoerder).

De uitspraak is bepaald op heden.
<nr>2</nr>Het verzoek
Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift negentien schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en achttien concurrente schuldeisers met vierentwintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 218.083,02 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 16 juli 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 0,80% aan de preferente schuldeisers en 0,40% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.

Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij een turbulente periode achter de rug heeft. Hij is dakloos geweest en heeft de nodige medische klachten. Verzoeker is gemotiveerd om aan zijn schuldenproblematiek te werken. Verzoeker heeft een betaalde dienstbetrekking gevonden. Hij is werkzaam als conciërge op een basisschool en werkt op dit moment vier dagen per week. Verzoeker spant zich maximaal in, maar heeft ook te kampen met gezondheidsklachten. Begeleiding heeft ter zitting verklaard dat de begeleiding goed verloopt. Verzoeker heeft hard aan zijn problemen gewerkt. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat wanneer de minnelijke regeling slaagt, de schuldeisers meer ontvangen dan wanneer verzoeker zou worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Met een wettelijke schuldsaneringsregeling zijn immers de nodige kosten gemoeid. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat het beschermingsbewind naar behoren verloopt. Verzoeker heeft geen nieuwe schulden laten ontstaan.

Ten aanzien van het hierna te bespreken verweer heeft verzoeker verklaard dat hij niet op de hoogte was van de vordering. Hij is lange tijd dakloos geweest en heeft geen verweer gevoerd in de procedure, omdat hij niet van de procedure op de hoogte was. Verzoeker stelt een relatie te hebben gehad met [schuldeiser] . Verzoeker had een eigen woning. Er was sprake van vier maanden hypotheekachterstand. [schuldeiser] heeft deze achterstand voldaan. Verzoeker stelt dat hij zich er niet bewust van was dat dit in de vorm van een lening plaatsvond. Hierop ziet de vordering van [schuldeiser] .

De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.

Achttien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 15.608,56 op verzoeker, welke 7,16% van de totale schuldenlast beloopt.
<nr>3</nr>Het verweer
[schuldeiser] stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. [schuldeiser] heeft in goed vertrouwen verzoeker geld geleend om zijn hypotheek af te lossen. Het onbetaald laten van de vordering heeft voor [schuldeiser] grote financiële gevolgen. [schuldeiser] stelt dat het aanbod dat is gedaan door verzoeker niet het maximaal haalbare is. Verzoeker is pas 44 jaar en heeft een ruim arbeidsverleden. Wanneer verzoeker gaat werken, kan hij meer aflossen aan zijn schuldeisers. Het is niet gebleken dat verzoeker is vrijgesteld van zijn sollicitatieverplichting door de uitkerende instantie. Wanneer verzoeker zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering, zijn de waarborgen groter, omdat de bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling nakoming van de verplichtingen nauwkeurig controleert. In de ogen van [schuldeiser] biedt een wettelijke schuldsanerings-regeling betere vooruitzichten voor de schuldeisers dan het huidige aanbod.

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.
<nr>4</nr>De beoordeling
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.

De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.

De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 7,16%.

Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk achttien van de negentien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.

De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.

De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker inmiddels beschikt over betaald werk. Hij werkt vier dagen per week als conciërge op een basisschool. De vooruitzichten voor verzoeker zijn gunstig. Hij kan mogelijk doorstromen naar praktijkonderwijs. Verzoeker heeft zich ingespannen om uit de uitkeringssituatie te komen en zet de nodige stappen om zijn leven op orde te krijgen en te houden. Dat verzoeker thans een betaalde dienstbetrekking heeft, heeft naar het oordeel van de rechtbank mogelijk een gunstig effect op de afloscapaciteit van verzoeker.

Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker heeft een beschermingsbewindvoerder. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.

Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsanerings-regeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsanerings-regeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.

Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser] , die geweigerd heeft in te stemmen.

Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.

[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.

De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.
<nr>5</nr>De beslissing
De rechtbank:

- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;

- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;

- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;

- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van

C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.

Artikel delen