Toewijzing dwangakkoord, voorstel het maximaal haalbare.
Rechtbank Rotterdam 24 June 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2025:7377
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
24-06-2025
Datum publicatie
24-06-2025
Zaaknummer
FT RK 25/192 & FT RK 25/193
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBROT:2025:7377text/xmlpublic2025-06-24T11:59:512025-06-24Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Rotterdam2025-05-26FT RK 25/192 & FT RK 25/193UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLRotterdamCiviel recht; InsolventierechtFaillissementswet 287aRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:7377text/htmlpublic2025-06-24T11:59:252025-06-24Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBROT:2025:7377 Rechtbank Rotterdam , 26-05-2025 / FT RK 25/192 & FT RK 25/193 Toewijzing dwangakkoord, voorstel het maximaal haalbare.
Rechtbank Rotterdam Team insolventie rekestnummer: [rekestnummer 1] – [rekestnummer 2]
uitspraakdatum: 26 mei 2025 in de zaak van:
[verzoekster]
,
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoekster. 1De procedure Verzoekster heeft op 3 februari 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Defam Financieringen B.V. (hierna: Defam),
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling. Defam heeft voorafgaand aan de zitting op 15 mei 2025 een verweerschrift toegezonden. In het verweerschrift heeft Defam meegedeeld verhinderd te zijn om de zitting fysiek bij te wonen. Ter zitting van 19 mei 2025 zijn verschenen en gehoord: verzoekster; mr. C.C.W. Plaat, advocaat verzoekster; mevrouw C. de Groot, werkzaam bij Avres (hierna: schuldhulpverlening); mevrouw E. Groenenboom, werkzaam bij Zeker (hierna: beschermingsbewindvoerder). Mr. C.C.W. Plaat heeft voorafgaand aan de zitting op 18 mei 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank toegezonden. De uitspraak is bepaald op heden. 2Het verzoek Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift achttien schuldeisers, waarvan één preferente en zeventien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 50.766,59 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 18 april 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 48,6 % aan de preferente schuldeisers en 24,3% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft een hele turbulente periode meegemaakt, die impact heeft op haar functioneren. Verzoekster heeft ernstige psychische klachten waarvoor zij onder behandeling is. De uitkerende instantie heeft verzoekster laten keuren. Uit deze keuring komt naar voren dat verzoekster maximaal 20 uur per week belastbaar is. Verzoekster kan op dit moment geen duurzaamheid bieden, omdat zij wisselende klachten heeft en daardoor ook wisselend belastbaar is. Zij volgt op dit moment een studie rechten. Verzoekster doet haar uiterste best om dit jaar af te studeren. Volgens de keuringsarts past het afronden van de studie op dit moment het beste bij de belastbaarheid van verzoekster. De studiekosten worden door de uitkerende instantie voldaan. Verzoekster is ontheven van haar sollicitatieverplichting door de uitkerende instantie tot 1 juli 2025. De advocaat van verzoekster tekent hierbij aan dat het toekomstperspectief heel onzeker is gelet op de klachten die verzoekster heeft. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting meegedeeld dat de situatie van verzoekster op dit moment stabiel is. Er is tijdens de minnelijke regeling gereserveerd voor de schuldeisers ondanks het feit dat er ook sprake is van beslaglegging. Defam ontvangt sinds 2021 bedragen door beslaglegging op het inkomen van verzoekster. De advocaat heeft ter zitting toegelicht dat door de verkoop van de woning een bedrag van € 44.000,-- aan overwaarde is ontvangen. Van deze overwaarde is € 30.000,-- aangewend voor betaling van de schuld aan de belastingdienst. Daarnaast is een bedrag aangewend om de schuld aan de gemeente af te lossen met betrekking tot de herinrichting van de woning. Deze aflossing was noodzakelijk omdat verzoekster dakloos was met haar twee jonge kinderen. Een bedrag van € 11.500,-- is ingebracht in de schuldregeling, zodat dit bedrag ten goede zal komen aan alle schuldeisers. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden door de beschermingsbewindvoerder voldaan. 3Het verweer Defam stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Defam verwijt het verzoekster dat zij, na het aangaan van de overeenkomst in november 2016 slechts drie betalingen heeft verricht. Bovendien heeft verzoekster nooit proactief contact opgenomen om een betaling te verrichten of te reageren op verzoeken van Defam. Defam is niet akkoord gegaan met het voorstel omdat er geen duidelijkheid bestaat over de overwaarde van de verkoop van de woning. Bovendien is nog steeds onduidelijk waaraan het geleende bedrag is besteed. De overwaarde die is ontvangen bij verkoop van de woning schijnt ten goede gekomen te zijn aan schuldeisers. Om welk bedrag het gaat en welke schuldeisers zijn uitbetaald, is niet duidelijk. Defam heeft in ieder geval geen bedrag ontvangen. Verzoekster zou al langere tijd onder behandeling zijn van een psycholoog en maximaal 20 uur per week belastbaar zijn. Het is voor Defam niet duidelijk waarom verzoekster niet meer zou kunnen werken. Ondanks meerdere vragen bestaat hier nog steeds geen duidelijkheid over. Defam stelt zich op het standpunt dat het aanbod niet het maximaal haalbare is. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Defam geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten. 4De beoordeling Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Defam bij haar weigering vast. De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Defam in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Defam een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 53,20%. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zeventien van de achttien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan. De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Avres. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd. De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster heeft medische stukken overgelegd, waaruit blijkt dat zij voor 20 uur per week belastbaar is. De keuringsarts stelt in zijn rapportage dat het afronden van de studie op dit moment het beste bij de belastbaarheid van verzoekster past. Verzoekster heeft ernstig psychische klachten waarvoor zij onder behandeling is. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verzoekster thans geen duurzaamheid kan bieden omdat zij wisselende klachten heeft en wisselend inzetbaar is. De kans op uitval is aanzienlijk. Ook het toekomstperspectief is onduidelijk. De rechtbank oordeelt dat verzoekster zich maximaal inzet om haar situatie te verbeteren. Bovendien is het de vraag of de afloscapaciteit van schuldenares zal toenemen wanneer zij 20 uur per week gaat werken. Het inkomen van schuldenares neemt wellicht toe, maar dit zal ook invloed hebben op de toeslagen die zij ontvangt van de belastingdienst. Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Defam, die geweigerd heeft in te stemmen. Het verzoek om Defam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen. Defam zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil. De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen. 5De beslissing De rechtbank: - beveelt Defam om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling; - veroordeelt Defam in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil; - bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming; - wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025. Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.