Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBROT:2025:8693

WSNP toegewezen. Eerdere ingangsdatum bepaald van twaalf maanden. Sprake van beslag. Voldaan aan afdrachtverplichting. Voldaan aan inspanningsverplichting.

Rechtbank Rotterdam 16 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBROT:2025:8693 text/xml public 2025-07-16T21:57:45 2025-07-16 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Rotterdam 2025-07-03 FT RK 25-217 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Rotterdam Civiel recht; Insolventierecht Faillissementswet 284 Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:8693 text/html public 2025-07-16T21:57:28 2025-07-16 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBROT:2025:8693 Rechtbank Rotterdam , 03-07-2025 / FT RK 25-217
WSNP toegewezen. Eerdere ingangsdatum bepaald van twaalf maanden. Sprake van beslag. Voldaan aan afdrachtverplichting. Voldaan aan inspanningsverplichting.
Rechtbank Rotterdam
Team insolventie

[insolventienummer]

vonnis van: 3 juli 2025

op het verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [adres] ,

[postcode] [plaats] .

Waar deze zaak over gaat

De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast verzoekt de heer [verzoeker] om de ingangsdatum van de WSNP vast te stellen op 9 juli 2024. Ook dit verzoek wordt toegewezen.

De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
<nr>1</nr>De procedure 1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 30 juni 2025. Op de zitting zijn verschenen:

- de heer M. [verzoeker] , verzoeker,

- de heer [persoon A] , begeleider van Stichting Ontmoeting,

- mevrouw E. Mintjes, beschermingsbewindvoerder.
1.3.
De beschermingsbewindvoerder heeft op 30 juni 2025 – na de zitting – aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
<nr>2</nr>De beoordeling van het verzoek De toelating 2.1.
De heer [verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat de heer [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
De heer [verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.

Verplichtingen
2.3.
De verplichtingen waaraan de heer [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4.
Als de heer [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op de heer [verzoeker] kunnen verhalen.

Postblokkade
2.5.
De eerste dertien maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de heer [verzoeker] .

Bevoegdheid rechtbank
2.6.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van de heer [verzoeker] in Nederland ligt.

De ingangsdatum
2.7.
Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.8.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.9.
De rechtbank stelt vast dat gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject gedurende twaalf maanden niet is gespaard voor de (gezamenlijke) schuldeisers, omdat door een schuldeiser beslag is gelegd op de inkomsten van de heer [verzoeker] . Daardoor is gedurende twaalf maanden een deel van de inkomsten alleen betaald aan deze schuldeiser. Gedurende de maanden dat er beslag lag, is aan die verplichting om te sparen voor de gezamenlijke schuldeisers dus niet voldaan. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid niet aan de heer [verzoeker] is toe te rekenen. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.11.3. Het feit dat er sprake is geweest van beslag in die periode staat daarom niet in de weg aan het bepalen van een eerdere ingangsdatum. Gedurende de periode van het schuldhulpverleningstraject had de heer [verzoeker] in totaal een bedrag van € 14,34 kunnen sparen voor zijn gezamenlijke schuldeisers. De heer [verzoeker] heeft in totaal een bedrag van € 731,73 afgedragen onder het beslag. De heer [verzoeker] heeft hierdoor meer afgedragen onder het beslag dan hij had kunnen sparen voor zijn gezamenlijke schuldeisers. Aan de afdrachtverplichting is derhalve gedurende twaalf maanden voldaan. Daarnaast is in de periode van het schuldhulpverleningstraject ook aan de inspanningsverplichting voldaan. De heer [verzoeker] heeft gedurende twaalf maanden een PW-uitkering ontvangen. De heer [verzoeker] heeft medische stukken overgelegd, waaruit is gebleken dat hij in die periode niet in staat was betaalde arbeid te verrichten of hiernaar te solliciteren.
2.10.
De rechtbank komt dus tot de conclusie dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 9 juli 2024, zijnde de datum waarop het schuldhulpverleningstraject is gestart.
<nr>3</nr>De beslissing
De rechtbank:

- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] -1974 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),

wonende te [adres] , [postcode] [plaats] ,

voorheen handelend onder de naam [handelsnaam] ;

- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Franken

en tot bewindvoerder S.H.J. Nanuruw,

gevestigd te Postbus 68,

2650 AB Berkel en Rodenrijs;

- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 9 juli 2024 en de einddatum op 9 januari 2026;

- draagt de bewindvoerder op de post van de heer [verzoeker] in te zien;

- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/7e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:

- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,

- voor zover de boedel toereikend is.

Dit is de beslissing van mr. M.C. Franken, rechter, in samenwerking met S.R.L.T. Peek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.

Artikel delen