Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBZWB:2025:2962

Rechterlijke machtiging

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 May 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBZWB:2025:2962 text/xml public 2025-05-21T16:25:49 2025-05-15 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2025-05-07 C/02/434350 / FA RK 25-1975 Uitspraak Rekestprocedure NL Breda Civiel recht; Personen- en familierecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:2962 text/html public 2025-05-20T07:58:44 2025-05-21 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBZWB:2025:2962 Rechtbank Zeeland-West-Brabant , 07-05-2025 / C/02/434350 / FA RK 25-1975
Rechterlijke machtiging
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht

Locatie Breda

Zaaknummer: C/02/434350 / FA RK 25-1975

Datum uitspraak: 7 mei 2025

Beschikking rechterlijke machtiging

op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedag] 1931 in [geboorteplaats],

hierna te noemen betrokkene,

wonende in [plaats],

verblijvende te [accommodatie], locatie: [locatie],

advocaat mr. M. Timmermans-Roelands te Bergen op Zoom.
1Het verloop van de procedure 1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 16 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. Daarbij zijn gehoord:

betrokkene en haar advocaat;

mevrouw [naam 1], verpleegkundig specialist;

mevrouw [naam 2], teamleider.
2Wat vaststaat
De rechtbank heeft een machtiging tot voortzetting inbewaringstelling verleend tot en met 17 april 2025.
3Het verzoek
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen.
4De standpunten 4.1
De verpleegkundig specialist deelt mede dat betrokkene vorige week is gevallen, dat zij momenteel herstellende is en daarom niet naar de verhoorkamer kan komen. De behandelend rechter bezoekt betrokkene vervolgens, met instemming van haar advocaat, op haar kamer. Op de vraag hoe het met haar gaat antwoordt betrokkene dat zij goed wordt verzorgd. Als dit mogelijk is wil zij graag in de zorgaccommodatie blijven.
4.2.
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat betrokkene, anders dan gisteren het geval was, een heldere indruk maakt. In januari 2025 is bij betrokkene een dementie syndroom, vermoedelijk van vasculaire origine, gediagnostiseerd. Voorafgaand aan de crisisopname in het kader van een inbewaringstelling zorgde betrokkene niet goed voor zichzelf, kampte zij met grote achterdocht en vertoonde zij buitenshuis verward en ook agressief gedrag naar buurtbewoners. Sinds de opname in de zorgaccommodatie is het hiervóór beschreven gedrag van betrokkene grotendeels verbleekt. Niet wordt uitgesloten dat dit verband houdt met medicatie die zij krijgt toegediend, maar mogelijk ook omdat zij noodgedwongen in bed ligt sinds zij is gevallen. Wel wordt gezien dat zij zich niet erg open stelt voor de haar geboden zorg. Ook heeft betrokkene meermalen op verbale wijze aan medebewoners duidelijk gemaakt dat zij hier niet wil zijn en gaf zij op andere momenten uiting aan haar wens om zich zelfstandig naar buiten te kunnen begeven, bijvoorbeeld om naar een winkel te gaan of haar dochter te bezoeken. In het geval dat betrokkene zodanig herstelt dat zij weer zelfstandig kan lopen en zij wordt gestimuleerd om activiteiten te ondernemen is de kans reëel aanwezig dat zij zich alsnog tegen de huidige zorgopname zal gaan verzetten.
4.3.
De teamleider bevestigt hetgeen door de verpleegkundig specialist naar voren is gebracht, maar wijst er ook op dat van daadwerkelijk fysiek verzet bij betrokkene tot dusver geen sprake is.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij vorige week met haar cliënt over het verzoek heeft gesproken. Betrokkene had toen een helder moment en gaf duidelijk te kennen eigenlijk niet in de zorgaccommodatie te willen zijn, maar dat zij hier wel goede zorg krijgt. Momenteel verblijft haar cliënt noodgedwongen in bed. Als haar advocaat stelt zij vast dat haar cliënt uitsluitend op mondelinge wijze laat blijken niet in de zorgaccommodatie te willen zijn. Zij maakte, ook toen haar fysieke toestand dit nog wel toeliet, geen aanstalten om uit de zorgaccommodatie te vertrekken. Zij verwacht dat, ook indien haar cliënt voldoende herstelt en zij weer zelfstandig kan lopen, de kans op fysiek verzet bij haar tegen de zorgopname minimaal is. Met deze toelichting stelt zij zich namens haar cliënt op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.
5De beoordeling 5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde rechterlijke machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken en de mondelinge behandeling dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening samen met een psychische stoornis, te weten het dementie syndroom, vermoedelijk van vasculaire origine.
5.3.
Daarnaast blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling dat het door haar stoornis veroorzaakt gedrag van betrokkene leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de vorm van:

- ernstig lichamelijk letsel;

- ernstige verwaarlozing;

- maatschappelijke teloorgang;

- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat betrokkene intussen circa een maand in de zorgaccommodatie is opgenomen. Gebleken is dat zij zowel momenten kent waarop zij aangeeft de haar geboden zorg op prijs te stellen als momenten waarop zij mondeling duidelijk laat blijken niet in de zorgaccommodatie te willen zijn. Ook kent zij momenten waarop zij aangeeft zelf te willen bepalen of/wanneer zij naar buiten gaat om het dorp in te gaan of haar dochter te bezoeken. Hoewel de kans op vergelijkbaar fysiek verzet gering is, sinds betrokkene is gevallen en zij daardoor noodgedwongen in bed verblijft, is niet uitgesloten dat daarvan alsnog sprake zal zijn, in het geval dat betrokkene voldoende herstelt en zij zich weer zelfstandig kan voortbewegen.
5.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.6.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een rechterlijke machtiging verlenen voor de duur van zes maanden, als verzocht.
6De beslissing
De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor:

[betrokkene] , geboren op [geboortedag] 1931 in [geboorteplaats];
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 november 2025.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door mr. De Kroon, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 15 mei 2025.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Artikel delen