Tweede tussenvonnis in zaak over gebrekkige gevelbeplating. Geen tussentijds hoger beroep open tegen eerste tussenvonnis. Vragen aan deskundige.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 June 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:3635
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
11-06-2025
Datum publicatie
13-06-2025
Zaaknummer
C/02/423664/HA ZA 24-329 (T)
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Bodemzaak
ECLI:NL:RBZWB:2025:3635text/xmlpublic2025-06-13T11:57:532025-06-11Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Zeeland-West-Brabant2025-06-11C/02/423664/HA ZA 24-329 (T)UitspraakBodemzaakNLBredaCiviel recht; VerbintenissenrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:3635text/htmlpublic2025-06-13T11:57:302025-06-13Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBZWB:2025:3635 Rechtbank Zeeland-West-Brabant , 11-06-2025 / C/02/423664/HA ZA 24-329 (T) Tweede tussenvonnis in zaak over gebrekkige gevelbeplating. Geen tussentijds hoger beroep open tegen eerste tussenvonnis. Vragen aan deskundige.
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant Civiel recht Zittingsplaats Breda Zaaknummer: C/02/423664 / HA ZA 24-329 Vonnis van 11 juni 2025 in de zaak van NBU INNOVATIE B.V.,
te Etten-Leur,
eisende partij,
hierna te noemen: NBU,
advocaat: mr. R.J.M. Sintnicolaas, tegen BMN BOUWMATERIALEN B.V.,
te Nieuwegein,
gedaagde partij,
hierna te noemen: BMN,
advocaat: mr. J.W. Hilhorst. 1De zaak in het kort 1.1. NBU heeft gevelbeplating gekocht bij BMN. De gevelbeplating is door NBU aangebracht op woningen. De gevelplaten zijn in de loop van de tijd vervormd of los gekomen. In deze procedure vordert NBU deugdelijke nakoming van de overeenkomst door BMN. Ook wil NBU schadevergoeding. Partijen verschillen van mening over de toepasselijke algemene voorwaarden, de oorzaak van de problemen met de gevelbeplating en de hoogte van de schade. 1.2. Dit is een tweede tussenvonnis. In het eerste tussenvonnis van 16 april 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat BMN de overeenkomst met NBU niet goed is nagekomen, doordat zij gevelbeplating heeft geleverd die gebrekkig is. De vordering tot nakoming is toewijsbaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een deskundige nodig is om de nodige voorlichting te krijgen over de omvang van de schade. 1.3. In dit tweede tussenvonnis wordt ingegaan op het verzoek van BMN om tussentijds hoger beroep te mogen instellen. Dit verzoek wordt afgewezen. Ook gaat de rechtbank in op de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. 2Het verloop van de procedure 2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: het tussenvonnis van 16 april 2025 en de daarin genoemde processtukken,
de akte uitlaten deskundige en vragen van NBU,
de akte van BMN. 3De verdere beoordeling3.1. In het tussenvonnis heeft de rechtbank bepaald dat partijen elkaar uiterlijk een week voorafgaand aan indiening van de akte over en weer de conceptakte zouden toesturen, zodat beide partijen in hun eigen akte nog konden reageren op de standpunten van de wederpartij. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen zich hieraan hebben gehouden en dus allebei in de gelegenheid zijn geweest om in de definitieve akte te reageren op de inhoud van de akte van de wederpartij. Tussentijds hoger beroep 3.2. BMN heeft de rechtbank in haar akte verzocht om toestemming om tussentijds hoger beroep in te mogen stellen tegen het tussenvonnis. 3.3. BMN voert aan naar aanleiding van het tussenvonnis overleg te hebben gevoerd met de fabrikant van de gevelbeplating (Eternit). Eternit heeft aangegeven dat zij de onderbouwing en conclusies van de rapportage van de door NBU ingeschakelde deskundige betwist en dat deze naar haar mening niet onafhankelijk is. Eternit betwist elke aansprakelijkheid voor de schade. Eternit overweegt zich te voegen als procespartij in een eventueel toe te staan tussentijds hoger beroep en dan aanvullend bewijsmateriaal te overleggen waaruit zou blijken dat de gevelbeplating wel aan de eisen zou voldoen. Ook Maas Reusel, de leverancier van de gevelbeplating, betwist aansprakelijkheid op dezelfde gronden als Eternit en doet bovendien een beroep op exoneratieclausules. BMN stelt een belang te hebben bij tussentijds hoger beroep omdat het gevaar dreigt dat zij zelf een eventueel aan NBU toe te wijzen schadevergoeding zal moeten dragen terwijl zij slechts een doorgeefluik was. Aangezien eventueel loszittende platen vastgeschroefd kunnen worden behoeft de vertraging die door een tussentijds hoger beroep ontstaat geen probleem te zijn of risico’s op te leveren. 3.4. NBU is in haar akte niet ingegaan op het verzoek van BMN tot het openstellen van tussentijds hoger beroep. 3.5. De rechtbank wijst het verzoek af. Op grond van de wet is het uitgangspunt dat hoger beroep kan worden ingesteld na het eindvonnis. Voor het toestaan van tussentijds hoger beroep bestaat slechts bij uitzondering aanleiding. Die aanleiding ziet de rechtbank in deze zaak niet. Dat Eternit de conclusies van de door NBU ingeschakelde deskundige betwist, is door BMN al aangevoerd in de procedure en is door de rechtbank ook betrokken in het tussenvonnis. In dit kader is ook het door Eternit opgestelde rapport bij het oordeel van de rechtbank betrokken. Ook de positie van BMN is door de rechtbank onderkend in het tussenvonnis. Deze argumenten kunnen dan ook geen reden zijn om in dit stadium van de procedure hoger beroep toe te staan. De rechtbank neemt in haar overweging mee dat de procedure onredelijke vertraging op zal lopen. Dat er mogelijkheden zijn om te loszittende platen vast te schroeven zodat er geen risico’s ontstaan, doet niet af NBU’s belang bij en recht op een uitspraak binnen een redelijke termijn. Het deskundigenonderzoek 3.6. De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld voornemens te zijn om een deskundige te benoemen ter beantwoording van de vraag welke herstelwerkzaamheden nodig zijn en welke kosten hiermee gemoeid zijn. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraagstelling aan de deskundige en de persoon van de deskundige. Partijen hebben dat in hun aktes gedaan. De vraagstelling aan de deskundige 3.7. BMN heeft aangegeven in te stemmen met de vragen zoals de rechtbank in het tussenvonnis heeft geformuleerd. In aanvulling daarop stelt BMN de volgende vraag voor: “Wat is de meest geschikte – en minst kostbare methode – voor het verwijderen van oude gevelbekleding en aanbrengen van nieuwe gevelbekleding?” 3.8. NBU voert aan dat deze vraag reeds besloten ligt in de opdracht die aan de deskundige zal worden verstrekt en daarom geen meerwaarde heeft. De deskundige wordt immers gevraagd zich uit te laten over de kosten van het verwijderen van de huidige gevelbeplating én het aanbrengen van nieuwe gevelbeplating naar de maatstaven van een gemiddeld bekwaam aannemer. 3.9. De rechtbank is het met NBU eens dat de door BMN voorgestelde vraag al besloten ligt in de opdracht. In het feit dat de rechtbank vraagt wat de kosten van een gemiddeld bekwaam aannemer zouden zijn ligt besloten dat de deskundige de meest geschikte methode afgezet tegen de daarvoor benodigde kosten zal moeten onderzoeken. 3.10. NBU kan zich eveneens vinden in de door de rechtbank voorgestelde vragen. In aanvulling daarop stelt NBU de volgende vragen voor: “3) Kunt u begroten wat het kost om, vooruitlopende op de uitvoering van de herstelwerkzaamheden met ingang van 1 juni 2021 tot de datum van de uitvoering van het herstel, schadebeperkende maatregelen te nemen waarbij periodiek (in ieder geval bij het optreden van temperatuurverschillen van meer dan 12 graden Celsius op één dag, doch minimaal vierwekelijks) ter plaatse wordt gecontroleerd op het loskomen van gevelbeplating en losgekomen gevelbeplating tijdelijk wordt vastgezet? 4) Kunt u aangeven of de begroting, zoals die overproductie 16 bij de inleidende dagvaarding is gevoerd, volledig is voor wat betreft de te verrichten werkzaamheden, vermelde oppervlakten, op te nemen posten en dergelijke?” 3.11. BMN heeft in haar akte niet gereageerd op de door NBU voorgestelde aanvullende vragen. 3.12. De rechtbank ziet inderdaad aanleiding om de deskundige een vraag te stellen over de uitvoering van tijdelijke noodzakelijke werkzaamheden die moesten (of nog moeten) worden verricht in afwachting van definitief herstel, nu dit onderdeel is van de vordering van NBU en hier discussie over bestaat tussen partijen. Op dit moment is de situatie zo dat er platen loskomen van de gevel, wat een gevaar oplevert. Dat in afwachting van definitief herstel tijdelijke maatregelen nodig zijn (geweest) om dit gevaar af te wenden ligt voor de hand. Of die maatregelen uit periodieke controles moeten bestaan of dat andere tijdelijke maatregelen volstaan (zoals het tijdelijk vastschroeven van de platen of het verwijderen daarvan), wil de rechtbank aan de deskundige ter beoordeling laten. De rechtbank zal daarom de verderop in dit vonnis te formuleren vraag 3 aan de deskundige voorleggen. 3.13. De vierde voorgestelde vraag is naar het oordeel van de rechtbank niet nodig. De deskundige wordt gevraagd tot een begroting te komen van de kosten van verwijdering van de huidige gevelbeplating en plaatsing van nieuwe gevelbeplating. Daarvoor is nodig dat de deskundige in kaart brengt welke werkzaamheden en materialen nodig zijn op het concrete project om het gewenste resultaat te behalen. Vanzelfsprekend dient de deskundige zijn begroting te specificeren. Voor de volledigheid zal de rechtbank dit in de vraag tot uitdrukking brengen door te vragen naar een gespecificeerde begroting. Daarbij hoeft de deskundige de begroting van NBU (productie 16 bij dagvaarding) niet tot uitgangspunt te nemen. De rechtbank vraagt de deskundige om te komen tot een eigen begroting. 3.14. Het voorgaande betekent dat de rechtbank de volgende vragen zal stellen aan de te benoemen deskundige: Kunt u gespecificeerd begroten wat het kost om de huidige gevelbeplating te verwijderen en nieuwe gevelbeplating aan te brengen op de 79 woningen in [plaats] ? Hierbij dient u uit te gaan van de kosten van een gemiddeld bekwaam aannemer. Wilt u zich uitlaten over welke tijdelijke maatregelen in redelijkheid noodzakelijk zijn en waren om te voorkomen dat gevelbeplating kan vallen in afwachting van definitief herstel, en wat daarvoor redelijke en noodzakelijke kosten zijn? Hierbij dient u uit te gaan van de kosten van een gemiddeld bekwaam aannemer. Is er nog iets anders dat u de rechtbank wilt meegeven? De persoon van de deskundige 3.15. BMN heeft voorgesteld om [bedrijf 1] B.V. of [bedrijf 2] als deskundige te benoemen. Subsidiair refereert BMN zich aan het oordeel van de rechtbank ter zake de te benoemen deskundige. In de akte van BMN staat geen bezwaar te lezen tegen de door NBU aangedragen deskundigen. 3.16. NBU verzoekt de rechtbank om of de heer [naam 1] van [bedrijf 3] B.V. of de heer [naam 2] van [bedrijf 4] B.V. als deskundige te benoemen. Beide voorgestelde deskundigen betreffen volgens NBU onafhankelijke partijen die gespecialiseerd zijn in met name de kostentechnische aspecten van bouwprocessen. In dat kader beschikken zij volgens de toelichting van NBU, onder andere, over kennis van de laatste prijsontwikkelingen en de wet- en regelgeving. De door BMN voorgedragen deskundigen zijn net als NBU aannemers. Beide ondernemingen presenteren zich volgens NBU als jonge onderneming (opgericht in 2012 respectievelijk 2018), zodat het hen aan relevante ervaring ontbreekt. Daarnaast ontbreekt het deze voorgestelde deskundigen volgens NBU aan specifieke expertise op het gebied van kostenbegroting. Om deze redenen vindt NBU dat de door BMN voorgestelde deskundigen onvoldoende deskundig zijn om de opdracht te kunnen vervullen. 3.17. De rechtbank zal (één van de) de door NBU voorgestelde deskundigen aanschrijven met het verzoek om de hiervoor geformuleerde vragen na onderzoek te beantwoorden. De rechtbank constateert dat er geen bezwaar is aangevoerd tegen benoeming van één van de door NBU voorgestelde deskundigen, terwijl dat wel het geval is wat betreft de door BMN aangedragen partijen. Bovendien is de rechtbank het met NBU eens dat de deskundige expertise moet hebben op het gebied van de kostentechnische aspecten van bouwprocessen. 3.18. Zodra bekend is welke deskundige bereid en in staat is het deskundigenonderzoek uit te voeren, zullen partijen nog in de gelegenheid worden gesteld om zich per brief uit te laten over het voorschot en het uurtarief van de deskundige. Hierna zal een vonnis volgen. De zaak wordt hiervoor naar de rol verwezen. 4De beslissing De rechtbank 4.1. wijst het verzoek tot het openstellen van tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 16 april 2025 af, 4.2. verwijst de zaak naar de rol van 23 juli 2025 voor vonnis, 4.3. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. Vermariën en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.