ECLI:NL:RBZWB:2025:4017
Vaststelling zorgregeling.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 July 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI:NL:RBZWB:2025:4017
text/xml
public
2025-07-16T17:00:30
2025-06-27
Raad voor de Rechtspraak
nl
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
2025-06-26
C/02/429310 / FA RK 24-5612
Uitspraak
Rekestprocedure
NL
Middelburg
Civiel recht; Personen- en familierecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:4017
text/html
public
2025-07-16T17:00:23
2025-07-16
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:RBZWB:2025:4017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant , 26-06-2025 / C/02/429310 / FA RK 24-5612
Vaststelling zorgregeling.
beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/429310 / FA RK 24-5612
Datum uitspraak: 26 juni 2025
Beschikking over de vaststelling van een zorgregeling
in de zaak van
[de man]
,
hierna: de man,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters in Middelburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer in Middelburg,
over de minderjarige:
[minderjarige]
, geboren te [plaats 3] op [geboortedag] 2023, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1Het procesverloop
1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
het op 22 november 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
het op 22 april 2025 ontvangen verweerschrift tevens inhoudende het zelfstandig verzoek, met bijlagen;
de brief van mr. drs. N. Wouters van 25 april 2025, houdende een wijziging van het verzoek;
de e-mail van mr. C.E.J.E. Kouijzer van 28 april 2025;
de ter zitting door de rechtbank verzochte en op 13 mei 2025 nagezonden akte van erkenning van [minderjarige] door de man.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 1 mei 2025. Bij die behandeling zijn partijen gekomen met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
2De feiten
2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn van rechtswege gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
3De verzoeken en de standpunten
3.1
De man verzoekt de rechtbank na wijziging om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vast te leggen c.q. te wijzigen en te bepalen dat tussen de man en [minderjarige] de volgende zorgregeling geldt:
Reguliere regeling: De man heeft de zorg over [minderjarige] iedere week van vrijdag 18:00 uur tot en met maandag 18:30 uur.
Vakantieregeling: Totdat [minderjarige] vier jaar oud is, heeft de man de zorg over [minderjarige] gedurende zijn vakanties (dat wil zeggen: de vakanties van de man). De man zal tenminste twee maanden van tevoren aangeven wanneer hij voor [minderjarige] zal zorgen c.q. wanneer hij vakantie heeft. De man zal de vrouw zo spoedig mogelijk informeren.
Wanneer [minderjarige] naar school gaat en gebonden is aan de schoolvakanties (dat wil zeggen vanaf haar vijfde jaar), dan zal de man zijn vakanties aanpassen aan de schoolvakanties. Het uitgangspunt is dat de schoolvakanties 50/50 verdeeld worden aan het begin van ieder schooljaar.
Feestdagen: De man stelt een uitgebreide verdeling voor van Pasen, Pinksteren, Koningsdag, Bevrijdingsdag, moederdag, vaderdag, kerst, oud & nieuw en [minderjarige] verjaardag op de wijze zoals beschreven in het gewijzigde verzoekschrift.
3.2
De vrouw is het niet eens met het verzoek van de man over de wijziging c.q. vaststelling van de zorgregeling en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
3.3
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de vrouw om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
het hoofdverblijf van [minderjarige] vast te stellen bij de vrouw indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat het hoofdverblijf van [minderjarige] op dit moment onbepaald is;
de zorgregeling als volgt vast te stellen:
Reguliere regeling: De man heeft de zorg over [minderjarige] gedurende iedere week van vrijdag 18:00 uur tot en met zondag 18:00 uur.
Vakantieregeling: Zolang [minderjarige] nog geen 4 jaar oud is kan de man na overleg de zorg over [minderjarige] gedurende zijn vakanties hebben. Mocht de vrouw eventueel gaan werken of een vakantie hebben gepland, wordt ook met haar omstandigheden rekening gehouden. De man zal telkens in januari, doch uiterlijk voor 31 maart van het desbetreffende jaar aangeven wanneer hij zijn vakanties gepland heeft. De aaneengesloten periode dat de man omgang heeft met [minderjarige] zal niet langer zijn dan 2 weken, tenzij partijen anders overeenkomen.
Zodra [minderjarige] naar school gaat (dat wil zeggen vanaf haar vierde jaar) zal de man zijn vakanties aanpassen aan de schoolvakanties. Het uitgangspunt is dat de schoolvakanties 50/50 verdeeld worden aan het begin van ieder schooljaar.
Feestdagen: De vrouw stelt een uitgebreide verdeling voor van Pasen, Koningsdag, Bevrijdingsdag, moederdag, vaderdag, kerst, oud & nieuw en [minderjarige] verjaardag op de wijze zoals beschreven in het verweerschrift.
- de man te veroordelen om met ingang van 1 december 2024 aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] te voldoen van € 500,- per maand, althans een zodanig bedrag of ingangsdatum als de rechtbank in goede justitie vermeent te moeten bepalen.
3.4
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.
4De beoordeling
Hoofdverblijf
4.1
De vrouw verzoekt om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar te bepalen. De man voert hiertegen geen verweer en meent ook dat het goed is om de bestaande afspraak op dit punt vast te leggen. De rechtbank is van oordeel dat het vaststellen van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw recht doet aan de situatie die feitelijk al bestaat en ook door partijen overeen is gekomen. De rechtbank zal daarom het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw bepalen.
Zorgregeling
4.2
Uit de stukken en hetgeen is besproken ter zitting blijkt dat ouders zijn aangemeld voor ouderschapsbemiddeling via de gemeente Middelburg. Partijen bevestigen dat zij sinds de start van de juridische procedure nader tot elkaar zijn gekomen en dat de onderlinge communicatie beter verloopt. Partijen hebben goede hoop dat zij met de begeleiding, die zij vanaf 19 mei 2025 zullen ontvangen, zelf definitieve afspraken kunnen maken over de zorgregeling en dat zij die kunnen vastleggen in een ouderschapsplan. Het hulpverleningstraject zal ongeveer zes maanden duren. De vrouw verzoekt de rechtbank daarom om slechts een voorlopige zorgregeling vast te leggen, in afwachting van de uitkomst van de ouderschapsbemiddeling en het verzoek voor het overige aan te houden. De man verzoekt om een definitieve reguliere zorgregeling vast te leggen en alleen het verzoek voor de vaststelling van de vakantieregeling en de feestdagen aan te houden. De rechtbank overweegt dat het voor partijen beter is als zij zelf tot afspraken komen; de kans dat de regeling goed aansluit bij hun noden en wensen is in die situatie groter dan wanneer de rechtbank een regeling bepaalt. Omdat de ouderschapsbemiddeling op korte termijn van start zal gaan en de rechtbank ziet dat bij beide partijen bereidheid bestaat om samen tot een zorgregeling te komen die in het belang is van [minderjarige] , zal de rechtbank zich in deze beschikking beperken tot het vastleggen van een voorlopige reguliere zorgregeling. Dat wil zeggen: een regeling voor ‘gewone’ weken waarin geen feestdagen of vakanties vallen. Op deze wijze geeft de rechtbank partijen de ruimte om in onderling overleg tot een volledige zorgregeling te komen, dus inclusief de verdeling van de feestdagen en de vakanties. Omdat er samenhang kan bestaan tussen de reguliere zorgregeling en de verdeling van de feestdagen en vakanties, biedt een voorlopige regeling partijen meer vrijheid om, eventueel in het kader van het hulpverleningstraject, te komen tot definitieve afspraken over de volledige zorgregeling.
4.3
De door partijen verzochte reguliere zorgregelingen liggen niet ver uit elkaar. De man wil graag een co-ouderschapsregeling, waarbij hij evenveel zorg draagt voor [minderjarige] als de vrouw. Daarom wenst hij [minderjarige] van vrijdagavond tot maandagavond bij zich te hebben. Hij heeft met zijn werkgever afgesproken dat hij vanaf 1 juli 2025 om de week op maandag vrij is, zodat hij om de week op de maandag voor [minderjarige] kan zorgen. Op de maandagen dat hij niet vrij is, zal de man na de verzorging van [minderjarige] in de ochtend de zorg voor [minderjarige] overdragen aan zijn ouders, de opa en oma van [minderjarige] vaderszijde, en komt de man voor het avondeten weer thuis zodat hij met [minderjarige] kan eten voor hij haar terugbrengt naar de vrouw. Overdag kan hij ook nog even bij [minderjarige] gaan kijken omdat zijn woning vlakbij zijn werk is. De vrouw verzet zich in beginsel niet tegen een co-ouderschapsregeling en heeft vertrouwen in zowel de man als diens ouders om voor [minderjarige] te zorgen, maar vindt het niet passend en nodig om de zorg over een klein kind aan grootouders over te laten als er een ouder beschikbaar is. Zij vindt het gezien haar jonge leeftijd niet goed voor [minderjarige] om steeds als ze wakker wordt andere gezichten te zien. De vrouw werkt op dit moment niet en is dus beschikbaar om zelf voor [minderjarige] te zorgen. Als en voor zover [minderjarige] door de man zelf verzorgd wordt, kan de vrouw instemmen met de voorgestelde reguliere regeling, dus inclusief de maandagen waarop de man vrij zal zijn. De vrouw wil echter op de maandagen dat de grootouders vaderszijde in het voorstel van de man op [minderjarige] zouden passen zelf de verzorging van haar dochter op zich nemen. Zij staat er wel voor open dat [minderjarige] op een andere doordeweekse dag nog eens naar de man zou kunnen gaan. Ten slotte vindt de vrouw dat het voorstel van de man te rigide is opgesteld en wenst zij dat er rekening wordt gehouden met mogelijke bijzondere dagen in haar familie of uitstapjes die zij in soms in het weekend met [minderjarige] zou willen maken.
4.4
De Raad benoemt tijdens de zitting dat de door de man verzochte reguliere regeling passend is voor een kind van [minderjarige] leeftijd en recht doet aan het uitgangspunt dat beide ouders hoofdopvoeder zijn. De opvang door grootouders vaderszijde om de week op de maandag doet [minderjarige] volgens de Raad geen kwaad; ook zij zijn vertrouwde volwassenen voor [minderjarige] . De Raad adviseert om geen andere weekdag aan het schema toe te voegen omdat vele wisselingen, gezien haar jonge leeftijd, belastend voor [minderjarige] kunnen zijn.
4.5
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de reguliere zorgregeling zoals door de man is verzocht in het belang van [minderjarige] is, omdat deze bijdraagt aan gelijkwaardig ouderschap en het [minderjarige] een duidelijke structuur en ritme biedt. Het standpunt van de vrouw dat het voor [minderjarige] niet goed zou zijn om bij het wakker worden steeds andere gezichten te zien leidt niet tot een ander oordeel. De Raad heeft immers aangegeven dat de regelmatige zorg door de grootouders voor [minderjarige] , ook gezien haar leeftijd, niet schadelijk is. De regeling biedt partijen bovendien de mogelijkheid om het vertrouwen in elkaar als ouders te bestendigen en kan als testfase dienen voor de afspraken die zij onderling zullen maken in het kader van de vaststelling van het ouderschapsplan. Omdat het nieuwe werkschema van de man vanaf 1 juli 2025 ingaat, zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige reguliere zorgregeling waarbij [minderjarige] van vrijdag 18:00 uur tot maandag 18:30 uur bij de man verblijft, vanaf 1 juli 2025 zal ingaan. Tot die datum verblijft [minderjarige] van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:30 uur bij de man.
4.6
De rechtbank benadrukt dat het partijen vrij staat om in onderling overleg af te wijken van de zorgregeling als daar aanleiding voor bestaat, bijvoorbeeld omdat de vrouw in het weekend een familiebijeenkomst heeft waarbij ze [minderjarige] graag wil betrekken. Ter zitting hebben partijen aangegeven dat zij voor dergelijk overleg open staan en zich welwillend naar elkaar zullen opstellen. Ook voor de vakanties, feestdagen en vrije dagen kunnen partijen in afwachting van een vaste regeling in het ouderschapsplan afspraken maken. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen daarbij in het belang van [minderjarige] zullen blijven handelen.
4.7
Voor zover de verzoeken zien op het vaststellen van een definitieve reguliere zorgregeling, houdt de rechtbank de zaak aan in afwachting van het schriftelijk bericht van partijen over de recente stand van zaken waaronder het verloop van de voorlopige zorgregeling en de ouderschapsbemiddeling en het door partijen gewenste verdere procesverloop. De rechtbank verwacht dat dit bericht, eventueel aangevuld met nadere standpunten en onderbouwd met de nodige stukken, uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum aan de rechtbank zal worden toegezonden.
Kinderalimentatie
4.8
Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij in het kader van de ouderschapsbemiddeling willen proberen om zelf de hoogte van de bijdrage in de kosten voor de zorg en opvoeding van [minderjarige] te bepalen. De alimentatieberekening hangt mede af van de zorgregeling die partijen overeen zullen komen of waartoe de rechtbank zal besluiten. Conform de wens van partijen zal de rechtbank de beslissing op dit verzoek aanhouden. Indien partijen hier niet uitkomen in onderling overleg verwacht de rechtbank dat zij hun nadere standpunten met betrekking tot de kinderalimentatie, onderbouwd met de nodige stukken, uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum aan de rechtbank zullen doen toekomen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.9
De rechtbank zal de beslissing met betrekking tot het hoofdverblijf en de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5De beslissing
De rechtbank:
5.1
stelt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , geboren te [plaats 3] op [geboortedag] 2023, vast bij de vrouw;
5.2
bepaalt dat de man en [minderjarige] , in het kader van de voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, gerechtigd zijn tot contact iedere week van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:30 uur;
5.3
bepaalt dat de man en [minderjarige] met ingang van 1 juli 2025 in het kader van de voorlopige verdeling van de zorg en opvoedingstaken, gerechtigd zijn tot contact iedere week van vrijdag 18:00 uur tot maandag 18:30 uur;
5.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
houdt de behandeling van de verzoeken tot vaststelling van een definitieve zorgregeling en de bepaling van de bijdrage in de kosten voor de zorg en opvoeding van [minderjarige] aan tot 30 december 2025 PRO FORMA, in afwachting van het schriftelijk bericht van partijen over de recente stand van zaken waaronder het verloop van de voorlopige zorgregeling en de ouderschapsbemiddeling, de standpunten (onderbouwd) ten aanzien van de kinderalimentatie en het door partijen gewenste verdere procesverloop;
5.6
behoudt zich iedere nadere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van der Velde, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025 in aanwezigheid van mr. Vork, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.