Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

ECLI:NL:RBZWB:2025:4208

Aanslag IB/PVV, beroep ongegrond.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBZWB:2025:4208 text/xml public 2025-07-08T09:00:04 2025-07-03 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2025-07-03 BRE 24/3922 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Breda Bestuursrecht; Belastingrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:4208 text/html public 2025-07-04T14:55:11 2025-07-08 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBZWB:2025:4208 Rechtbank Zeeland-West-Brabant , 03-07-2025 / BRE 24/3922
Aanslag IB/PVV, beroep ongegrond.

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 24/3922
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2025 in de zaak tussen
<?linebreak?> [belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 maart 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.146. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 59 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen: [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2]. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1.4.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 28 januari 2025, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op zitting te verschijnen. De aangetekend verzonden uitnodiging is op 20 februari 2025 retour gekomen bij de rechtbank omdat deze niet was afgehaald bij het afhaalpunt. Controle in de basisregistratie personen geeft aan dat belanghebbende op het moment van verzending van de uitnodigingen op het adres woonachtig was waar de aangetekende uitnodiging naar is verstuurd. De uitnodiging is op 21 februari 2025 per gewone post naar hetzelfde adres verzonden. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting uitgenodigd.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de aanslag IB/PVV 2020 en de bijbehorende belastingrentebeschikking naar de juiste hoogte zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aanslag IB/PVV 2020 en de bijbehorende belastingrentebeschikking naar de juiste hoogte opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten 3.1.
Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2020 € 3.025 in aftrek genomen als aftrekbare rente voor de eigen woning. De aftrekbare rente bestaat onder meer uit € 1.638 rente van een geldlening bij Interbank. Het aandeel inkomsten uit eigen woning van belanghebbende is volgens de aangifte € 2.359 negatief.
3.2.
De rechtbank Den Haag en het gerechtshof ’s-Hertogenbosch hebben eerder geoordeeld dat de lening bij IDM Financieringen B.V. (Interbank) niet volledig als eigenwoningschuld kwalificeert.
3.3.
De inspecteur heeft belanghebbende verzocht om meer informatie te verschaffen over de lening bij Interbank. Belanghebbende heeft geen informatie overgelegd.
3.4.
De inspecteur heeft belanghebbende op 1 mei 2023 op de hoogte gesteld van het voornemen om af te wijken van de aangifte. Belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2020 is de inspecteur afgeweken van de aangifte door het bedrag van € 1.638 niet als rente voor de eigen woning in aftrek toe te laten.
3.5.
Nadat de inspecteur uitspraak op bezwaar heeft gedaan, heeft belanghebbende op 26 maart 2024 nog twee verschillende herziene aangiften ingediend. De inspecteur heeft deze aangiften doorgestuurd aan de rechtbank als beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar. Daarnaast heeft de rechtbank op 12 april 2024 ook een beroepschrift van belanghebbende zelf ontvangen.
Motivering
Is de aanslag IB/PVV naar de juiste hoogte vastgesteld?

4. Belanghebbende stelt dat er iets fout is gegaan bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2020 en dat het te betalen bedrag van € 764 niet klopt. De inspecteur voert aan dat de aanslag IB/PVV 2020 naar het juiste bedrag is vastgesteld. De aanslag IB/PVV 2020 wijkt inderdaad af van de ingediende aangifte van belanghebbende. Dit verschil komt doordat belanghebbende een hogere rente in verband met eigenwoningschuld heeft opgegeven in de aangifte dan waarmee in de aanslag rekening is gehouden, aldus de inspecteur. De inspecteur heeft dit ook aangegeven in de brief waarin belanghebbende op de hoogte wordt gesteld van het voornemen om af te wijken van de aangifte.
4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV € 3.025 in aftrek genomen als aftrekbare rente voor de eigen woning. Aangezien belanghebbende stelt recht te hebben op een hypotheekrenteaftrek van € 3.025, ligt de bewijslast dat voldaan is aan de voorwaarden voor het recht op aftrek ook bij belanghebbende. De inspecteur heeft belanghebbende op 31 maart 2023 verzocht om meer informatie betreffende de rente van € 1.638 van de geldlening bij Interbank. Belanghebbende heeft niet gereageerd op zowel het verzoek om informatie van de inspecteur, als het voornemen om af te wijken van de aangifte. Ook in beroep is er geen duidelijkheid gekomen over de rente van € 1.638 van de geldlening bij Interbank en de daarbij geldende voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. De inspecteur heeft de aangifte IB/PVV 2020 bij de aanslag IB/PVV 2020 naar het oordeel van de rechtbank daarom terecht gecorrigeerd. Ook met betrekking tot de herziene aangiften, waarin belanghebbende lagere bedragen heeft ingevuld aan rente in verband met de geldlening bij Interbank, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de bewijslast, aangezien belanghebbende ook daarbij geen nadere onderbouwing heeft gegeven waaruit volgt dat aan de vereisten voor het recht op hypotheekaftrek is voldaan. Belanghebbende heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de rente in verband met de geldlening bij Interbank als hypotheekrente in aftrek mag worden genomen.
4.2.
De inspecteur heeft in het verweerschrift toelichting gegeven over de berekening van de aanslag IB/PVV 2020 en het door belanghebbende te betalen bedrag. De rechtbank heeft geen reden om aan de berekening van de hoogte van de aanslag IB/PVV 2020 te twijfelen. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2020 daarom naar het oordeel van de rechtbank niet te hoog vastgesteld. Voor zover belanghebbende het niet eens is met de verrekening van de aanslag met de voorlopige aanslagen, is de belastingrechter niet bevoegd om daarover te beslissen.

Belastingrente

5. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, op 3 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Rechtbank Den Haag 27 juni 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:9487.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:879.

Artikel delen