Hoofdstuk B.5 van LAP3 bevat specifieke bepalingen ten aanzien van het op- en overslaan van afvalstoffen. Op- en overslag van afvalstoffen vindt plaats als afvalstoffen, nadat ze zijn ingezameld of ingenomen, niet direct naar een verwerker kunnen worden vervoerd. Op- en overslag zijn volgens de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra) voorbereidende handelingen. Het onderscheid tussen opslaan en overslaan is vooral van belang in het kader van een restrictief vergunningenbeleid. Bedrijven die (alleen) overslaan kunnen volstaan met een beperkte procedure van acceptatie en registratie.
De kaderrichtlijn maakt onderscheid in vier vormen van opslaan/opslag:
Het “opslaan van afvalstoffen”, ook wel bewaren genoemd, is het tijdelijk in bezit hebben van afvalstoffen, zonder dat met die afvalstoffen een verwerkingshandeling, zoals sorteren, scheiden, spoelen, mengen, etc., wordt uitgevoerd.
Sorteren is een vorm van verwerking, namelijk het scheiden van oorspronkelijke materiaalstromen van een mengsel van materiaalstromen of samengestelde materialen. Uitsorteren is wel een vorm van op- en overslag. Dan gaat het om het handmatig scheiden van incidenteel voorkomende verontreinigingen uit een vrijwel schone materiaalstroom of een mengsel daarvan.
Het opslaan van afvalstoffen op de locatie waar het ontstaat is gereguleerd in het Bal waar onder meer regels zijn opgenomen met betrekking tot het gescheiden houden van afvalstoffen. Hoofdstuk B.3 is daarop van toepassing.
Onder “overslaan van afvalstoffen” wordt onder meer verstaan:
Het onderscheid tussen opslag en overslag is ook afhankelijk van het soort afval, de hoeveelheid en de duur en het doel van de opslag. In onderstaande tabel is de maximumduur van overslag aangegeven, bij een langere verblijftijd binnen een inrichting is sprake van opslag.
Afvalstof
Maximum verblijftijd bij overslag
Verpakte gevaarlijke afvalstoffen
2 x 24 uur
Overige afvalstoffen
7 x 24 uur
Bedrijven die zich bezighouden met overslag kunnen vergunning krijgen indien ze beschikken over de benodigde voorzieningen. Om de gevaren en milieuhygiënische gevolgen te beperken, zullen vergunningen daartoe voorwaarden bevatten (inzake omvang, duur en overslagwijze).
Voor afval dat binnen een bedrijf wordt gebracht, is het bedrijf verantwoordelijk, mede omdat het eigendom van de afvalstoffen op die rechtspersoon overgaat. Hij dient dan een acceptatie en registratieprocedure te doorlopen. In hoofdstuk 10 (paragraaf 10.4) wordt ingegaan op de aspecten die relevant zijn bij de acceptatie van afvalstoffen. Hiertoe moet hij dan de ingenomen afvalstoffen visueel controleren (al dan niet steekproefsgewijs) en voert hij een administratieve en/of analytische controle uit. Aan het bedrijf kunnen – om gevaren en mogelijke milieuhygiënische gevolgen van de aanwezigheid van de betreffende afvalstoffen te beperken – voorwaarden worden gesteld aan de omvang, duur en wijze van de overslag en de stalling. Dit is echter niet altijd in een vergunning te regelen zonder dat er tevens regels voor acceptatie en controle worden opgenomen.
In het LAP3 zijn er mogelijkheden geboden voor het uitsluitend opslaan van afvalstoffen. Voor het uitsluitend opslaan van afvalstoffen kan dus in beginsel vergunning worden afgegeven met de volgende uitzonderingen:
Opslag voorafgaand aan verwijdering en aan nuttige toepassing
Het langer dan een jaar opslaan van de volgende afvalstoffen voorafgaand aan verwijdering (storten) is in het Besluit activiteiten leefomgeving niet toegestaan voor:
Om aan te sluiten bij de generieke een jaarstermijn bepaalt artikel 4.431d, van het Bal dat voor de overige afvalstoffen voorafgaand aan verwijdering, een termijn van één jaar geldt. Daarmee zijn alle afvalstoffen bestemd voor verwijdering gedekt.
Opslag voorafgaand aan nuttige toepassing
Voor opslag voorafgaand aan nuttige toepassing geldt dezelfde systematiek als voor verwijdering. Het langer dan 3 jaar opslaan van de volgende afvalstoffen is niet toegestaan in het Bal:
Voor de opslag van andere afvalstoffen voorafgaand aan nuttige toepassing stelt artikel 4.431d, van het Bal de termijn eveneens op drie jaar. Je kunt je dus afvragen waarom de wetgever voor deze systematiek van het benoemen van enkele afvalstromen met naam en toenaam heeft gekozen.
Voor het opslaan van herbruikbare grond of baggerspecie in water geldt een opslagduur van 10 jaar (art. 4.1256 Bal).
Deze termijnen gelden niet voor de berging van afvalstoffen op of in de bodem (stortplaatsen). Deze bedrijven mogen namelijk afvalstoffen, die zijn aangeboden voor storten, maar die de stortplaats later wil gebruiken voor het realiseren van noodzakelijke voorzieningen (bijvoorbeeld (tussentijdse) afdeklagen), voor een langere periode dan de hiervoor genoemde termijnen opslaan. Het is niet zo dat stortplaatsen afvalstoffen voor derden, en voor ander gebruik dan op de stortplaats zelf, langer mogen opslaan dan de hiervoor genoemde termijnen.