Gemeenten zijn allang niet meer de uitvoerders van rijksbeleid die ze ooit waren. Tegenwoordig vervullen ze meerdere rollen tegelijk: traditioneel, resultaatgericht én netwerkgericht. Dat vraagt om beleidsmakers met uiteenlopende – en soms tegenstrijdige – competenties. Maar hoe vind je zo’n ambtenaar? In haar nieuwe boek ‘Beleidsmaker bij de gemeente – een praktische gids’ helpt Manouk Visser, teammanager Maatschappij en Partnerschap bij de gemeente Hengelo, de (startende) beleidsmaker op weg om uiteindelijk een ambtelijke duizendpoot te worden. In dit blog alvast een tipje van de sluier van haar nieuwe boek.
De gemeente van vandaag is anders dan die van dertig jaar geleden. Waar gemeenten vroeger vooral uitvoerders waren van landelijk beleid, hebben gemeenten nu verschillende rollen naast elkaar. En dat heeft directe gevolgen voor het werk van de beleidsmaker. Recent onderzoek van Joëlle van der Meer et al. (2025)1 laat precies zien welke invloed dit heeft op het beleidswerk. Zij analyseerden hoe gevraagde competenties voor ambtenaren bij gemeenten zijn verschoven, door de veranderende rol van gemeenten. Gemeenten vervullen drie verschillende rollen tegelijk: die van de traditionele, resultaatgericht en netwerkgerichte gemeente.
De traditionele gemeente is rechtmatig en bureaucratisch. Beleidsmakers zijn inhoudsdeskundigen en er is een strikte scheiding tussen ambtenarij en politiek. Van de beleidsmaker wordt vooral vakbekwaamheid gevraagd. Juridische kennis, nauwkeurigheid en loyaliteit zijn belangrijke competenties. Dit is bijvoorbeeld relevant voor beleidsmakers die vooral werken met subsidies en verordeningen. Denk aan uitvoeringsregels voor de Participatiewet of toepassingen van milieuwetgeving.
De resultaatgerichte gemeente werkt bedrijfsmatig. Hier gaat het om doelmatigheid, meetbare resultaten en efficiënte uitvoering. Beleidsmakers zijn bekwaam in project-, risico- en programmamangementvaardigheden. Communicatieve vaardigheden en flexibiliteit zijn nodig. Dit is bijvoorbeeld relevant voor beleidsmakers die zich bezig houden met gemeentelijke taken die extern worden ingekocht zoals WMO- en jeugdzorg of bijvoorbeeld afval- en grondstoffenbeleid.
De netwerkgerichte gemeente zoekt samenwerking, co-creatie en werkt in netwerken. Voor de beleidsmakers is het belangrijk dat zij kunnen samenwerken. De communicatieve vaardigheden zijn – anders dan bij de resultaatgerichte gemeente – gericht op het overbrengen van visie, enthousiasmeren, aanjagen en organiseren van commitment. Deze beleidsmaker is creatief, benaderbaar en geduldig. Dit zijn beleidsmakers die een beweging willen creëren met partners. Bijvoorbeeld op het gebied vann inclusiebeleid, leefbaarheid van wijken of duurzaamheidstransities. Zij verbinden partners en faciliteren.
Drie rollen van de gemeente, drie verschillende sets competenties voor de beleidsmaker. Logisch toch?
Het probleem: we stapelen alles op elkaar
Hier wordt het interessant. Het onderzoek van Van der Meer et al. toont aan dat deze drie rollen elkaar niet hebben vervangen. We zijn ze gaan opstapelen. Moderne gemeenten doen alle drie tegelijk.
En dat zie je terug in vacatureteksten. We vragen competenties uit alle drie de werelden van één beleidsmaker. Het gevolg? Rolconflicten en verwarring. Hoe kun je tegelijk nauwkeurige regeluitvoerder zijn én ondernemende projectmanager én empathische netwerkverbinder?
Uitdagingen in de praktijk
Maar (startende) beleidsmakers moeten ook zelf actief aan de slag met de invulling van hun rol. We kunnen beleidsmakers geen eenduidige rolbeschrijving meegeven, maar de beleidsmaker moet onderzoeken hoe diens rol juist wordt ingevuld. Afhankelijk van het beleidsveld, de rol die de gemeente heeft en de fase van beleidsontwikkeling. In het boek ‘Beleidsmaker bij de gemeente – een praktische gids’ worden beleidsmakers hierin begeleid. Het boek biedt (theoretische) context van het werkveld, maar vooral handvatten en de juiste vragen om de eigen rol goed vorm te geven. Als startende beleidsmaker is het onmogelijk direct te weten welke vragen je moet stellen.
In het onderzoek van Van der Meer et al. waarschuwen de onderzoekers voor verkeerde verwachtingen van de functies, een discrepantie tussen de gevraagde en benodigde competenties en rolambiguïteit wanneer individuen onvoldoende informatie hebben over zowel hun taken als hoe ze die moeten uitvoeren. Daarom is het zaak specifieker te zijn over het type beleidsmaker dat nodig is en welke competenties en verwachtingen daarbij komen kijken.
Een praktische gids voor beleidsmakers
‘Beleidsmaker bij de gemeente – een praktische gids’ zorgt voor rust en duidelijkheid voor de beleidsmaker én leidinggevenden en opdrachtgevers. Naast de basis die relevant is voor elke beleidsmaker, zoals de politieke context, P&C-cyclus en schrijfvaardigheden is er uitgebreid aandacht voor de reflectie op de rol van de (startende) beleidsmaker. Met de theorie en opdrachten uit dit boek krijgt de beleidsmakers helder aan welke opgaven zij werken, welke rol zij daarin hebben en hoe zij interne en externe partners kunnen bevragen en inzetten.
Vervolgens biedt het boek alle theorie, vragen en opdrachten om ook de rol van de gemeente op de specifieke opgaven vast te stellen. Met opdrachten en vragen wordt gedefinieerd welke rol de gemeente heeft in de verschillende opgaven en welke rol past bij de verschillende beleidsgebieden. Ten slotte worden er handreikingen gedaan om te reflecteren op de eigen rol en belemmeringen waar beleidsmakers in de praktijk tegen aanlopen.
Dit boek helpt de diverse en zelfbewuste beleidsmakers van de toekomst op weg.
1 Het volledige onderzoek van Joëlle van der Meer et al. (2025) vind je hier: https://www.aup-online.com/content/journals/10.5117/THRM2025.3.010.MEER#abstract_content