Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Eerste Kamer stemt in met Wcw: gemeenten kunnen aan de slag met de warmtetransitie

Met de aanstaande inwerkingtreding van de Wet collectieve warmte (Wcw), Wet gemeentelijke instrumenten warmte (Wgiw) en het Besluit gemeentelijke instrumenten warmte (Bgiw) krijgt de energietransitie in Nederland in 2026 een nieuwe impuls.

24 December 2025

De Wcw is op 9 december 2025 door de Eerste Kamer aangenomen en vervangt onder meer de huidige Warmtewet. Het is echter nog onduidelijk per wanneer de Wcw daadwerkelijk (gefaseerd) in werking zal treden. De Wgiw is al gedeeltelijk in werking getreden, en het Bgiw verkeert op dit moment nog in concept. Het Bgiw gaat op korte termijn voor advies naar Raad van State.

De regierol van gemeenten in de warmtetransitie wordt met deze wet- en regelgeving ingezet, en de bevoegdheden van gemeenten uitgebreid. De Wgiw en Bgiw zorgen ook voor nieuwe verplichtingen. Zo zal het college van burgemeester en wethouders van elke gemeente uiterlijk op 31 december 2027 een warmteprogramma moeten vaststellen In dit programma staat een plan voor verduurzaming van de warmtevoorziening. Dit is een ambitieuze termijn, zeker omdat het onder omstandigheden zinvol kan zijn om de gemeenteraad te betrekken. Hieronder benoemen wij de kern van de wijzigingen, en gaan wij in op de verhouding tussen de gemeenteraad en het college bij het vaststellen van het warmteprogramma, de omgevingsvisie en het omgevingsplan.

De Wcw: warmtekavels en publiek meerderheidsbelang

Het doel van de Wcw is om de overstap naar collectieve warmte (zoals stadsverwarming) te bevorderen en waarborgen. De Wcw geeft gemeenten als gezegd nieuwe bevoegdheden en verplichtingen, waaronder het vaststellen van zogeheten ‘warmtekavels’, waarvoor zij vervolgens een warmtebedrijf aanwijzen. Dit warmtebedrijf moet in beginsel een publiek meerderheidsbelang hebben. Daardoor wordt het voor gemeenten relevant om zelf, al dan niet samen met andere partijen, warmtebedrijven op te richten (zie ook onze eerdere blog over publiek aandeelhouderschap en de rol van marktpartijen onder de Wcw).

De Wgiw: Instrumenten voor gemeentelijke regie

Op grond van de Wgiw kan het college in een programma beslissen over de verduurzamingsstrategie voor de gebouwde omgeving (aardgasvrij). Vervolgens kan de gemeenteraad het omgevingsplan wijzigen. Meer concreet kan de gemeenteraad in het omgevingsplan regels stellen terzake het uitsluiten van het gebruik van gas als warmtevoorziening binnen een (warmtetransitie)gebied, voor zover die locatie in een (verplicht) warmteprogramma is opgenomen (artikel 5.131a Bkl). Daarvoor wordt onder omstandigheden het verbod op “het aan regels binden van het transporteren en het leveren van gas in het belang van de energievoorziening door de gemeenteraad” (artikel 62 Gaswet, artikel 6.8 Energiewet) buiten toepassing verklaard.  

Het warmteprogramma: richtinggevend en zelfbindend

Het begint echter met het hiervoor genoemde verplichte warmteprogramma. De Wgiw wijzigt (artikel 3.6 van) de Omgevingswet, waardoor het warmteprogramma een van de verplichte programma’s wordt die een gemeente moet opstellen. Als gezegd moeten gemeenten uiterlijk op 31 december 2027 een warmteprogramma vaststellen (artikel 10.19a1 Ob). Dat programma moet vervolgens elke vijf jaar worden geactualiseerd. Het warmteprogramma is gericht op verduurzaming van de warmtevoorziening van bestaande gebouwen en, voor zover relevant, de energievoorziening voor milieubelastende activiteiten. De gemeente dient in het warmteprogramma per wijk het tijdspad voor verduurzaming te beschrijven en de verschillende warmtealternatieven in beeld te brengen. Instructieregels in dit verband zijn opgenomen in artikel 4.32 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

Het is in onze ogen van cruciaal belang om in aanmerking te nemen dat het warmteprogramma wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en dat het alleen het college zelf bindt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Er is echter geen juridische koppeling tussen bijvoorbeeld het warmteprogramma en de door de gemeenteraad vastgestelde omgevingsvisie. Het is niet zo dat een omgevingsvisie moet worden aangepast als een programma wordt gewijzigd of dat een onderwerp in een omgevingsvisie aan de orde moet komen, voordat een programma kan worden opgesteld of andere instrumenten kunnen worden ingezet. Ook is de gemeenteraad bij vaststelling van het omgevingsplan als uitgangspunt niet gebonden aan het programma, vanwege het karakter daarvan. Tóch kan de gemeenteraad geen (warmtetransitie)gebied in een omgevingsplan aanwijzen als het college van burgemeester en wethouders dit niet eerder in een programma heeft opgenomen.

Kortom, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad hebben elkaar hard nodig als het gaat om de warmtetransitie. Hoewel het college het programma vaststelt, is afstemming met de gemeenteraad zinvol. De raad kan vooraf geïnformeerd worden, om advies gevraagd worden, of betrokken worden via de omgevingsvisie door daarin de hoofdlijnen van het programma op te nemen. Dit voorkomt problemen bij de aanwijzing van transitiegebieden in omgevingsplannen.

Conclusie

De Wcw en de Wgiw geven gemeenten een centrale rol in de warmtetransitie. Met het warmteprogramma als beleidsmatig instrument kunnen gemeenten gericht sturen op de verduurzaming van de lokale warmtevoorziening. Tijdige voorbereiding en goede afstemming binnen de gemeente zijn cruciaal om de transitie succesvol te laten verlopen.

Artikel delen