SABIC is een petrochemisch bedrijf met onder andere een vestiging aan de Plasticslaan 1 in een dorp in Brabant. Het bedrijf produceert hier kunststoffen, voornamelijk plastic korrels.
De natuurvergunning is aangevraagd ten behoeve van het in gebruik nemen van de houtgestookte biomassa installatie (hierna: bmi) en het hete olie-fornuis. De bmi locatie ligt op een ander terrein. Deze installaties dienen ter vervanging van de Cogen2-installatie die op dit moment stoom en hete olie produceert. De natuurvergunning van 18 mei 2022 is verleend op basis van interne saldering. De referentiesituatie is ontleend aan de natuurvergunning van 7 juni 2016.
De rechtbank heeft in eerste instantie geoordeeld dat de bmi geen onderdeel is van het project SABIC, omdat het, kort gezegd, niet technisch, organisatorisch of functioneel is verbonden met dat project.
De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat, ondanks dat de bmi binnen de grenzen van de inrichting van SABIC zal staan, sprake is van twee aparte projecten, zodat niet intern gesaldeerd kan worden. Extern salderen zou wel mogelijk zijn volgens de rechtbank.
De Afdeling oordeelt in hoger beroep anders. Allereerst wordt verwezen naar de uitspraak van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4471, op basis waarvan een aanvraag voor een natuurvergunning betrekking hebben op alle activiteiten die samen één project vormen.
De vraag of bepaalde activiteiten samen één project vormen is afhankelijk van de feiten en omstandigheden in het concrete geval. Van belang bij de vraag of bepaalde activiteiten samen één project of afzonderlijke projecten zijn, is onder meer of de activiteiten naar aard, tijd en ruimte van elkaar te onderscheiden zijn, of er sprake is van een onlosmakelijke samenhang en of de ene activiteit een noodzakelijke voorwaarde is om de andere activiteit te kunnen uitvoeren. De Afdeling komt op basis van een uitgebreide analyse tot het oordeel dat dus sprake is van één project (zie r.o. 5).
Voorts mag naar het oordeel van de rechtbank, de natuurvergunning uit 2016 niet (volledig) worden gebruikt vanwege een evidente fout. Destijds is door het college niet onderkend dat er een melding op grond van de Wet milieubeheer is gedaan in 2007 met minder nadelige gevolgen dan de revisievergunning uit 2002.
De Afdeling ziet op basis van de 18 december 2024 uitspraken, geen ruimte voor het oordeel dat de referentiesituatie niet mag worden ontleend aan de natuurvergunning, omdat deze een evidente fout zou bevatten. Daargelaten de vraag of dit zo is, is deze natuurvergunning onherroepelijke, die mag worden ingezet voor de referentiesituatie, tenzij deze is vervallen of geëxpireerd. Van dat laatste is niet gebleken. Ook in deze zaak is er nog huiswerk te doen omdat (onder meer) de 18 december 2024 nog in acht dienen te worden genomen. AbRvS 24 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4529.