In haar uitspraak van 25 februari 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:1108) oordeelt de Rechtbank Oost-Brabant dat het gebruik van elektrisch materiaal bij de voorgenomen bouw van een schuur in een Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige habitattypes de initiatiefnemer niet ontsloeg van de verplichting om te beschikken over een op grond van art. 2.7 Wnb verleende natuurvergunning.
GS hebben daarom met een zogenoemde ‘positieve weigering’ ten onrechte geoordeeld dat voor het bouwproject geen natuurvergunning nodig zou zijn. De rechtbank stelt vast dat in de aangevraagde natuurvergunning niet staat vermeld dat het gebruik van niet-elektrisch materiaal helemaal wordt uitgesloten. Uit de AERIUS berekening lijkt volgens de rechtbank bovendien te volgen dat (niet nader beschreven) elektrisch materiaal enkel zal worden gebruikt voor zover dat nodig is om een toename van stikstofdepositie te voorkomen. Berekend is immers hoeveel voertuigbewegingen en dieseloliegebruik maximaal kunnen worden toegelaten, voordat in de AERIUS berekening sprake is van een toename van stikstofdepositie. Volgens de rechtbank is het gebruik van elektrisch materiaal geen standaardonderdeel bij ieder bouwproject: hoewel elektrisch materiaal steeds vaker wordt gebruikt, wordt bij bouwprojecten ook nog steeds gebruik gemaakt van materiaal dat met dieselolie wordt aangedreven. Omdat vanwege het gebruik van materiaal dat wordt aangedreven met dieselolie een toename van stikstofdepositie niet op voorhand kan worden uitgesloten, is naar het oordeel van de rechtbank voor het bouwen van de schuur een natuurvergunning nodig. Het gebruik van elektrisch materiaal bij het voorliggende project kan daarom niet worden betrokken bij een voortoets, maar moet worden beschouwd als een bij een passende beoordeling te betrekken mitigerende maatregel. Omdat significante gevolgen voor (de instandhoudingsdoelstellingen van) het betrokken Natura 2000-gebied bij de bouw en het gebruik van de schuur niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit genomen is in strijd met art. 2.7, tweede lid, Wnb.
Bron: Stibbe