Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Prejudiciële beslissing HvJ EU over uitleg EU-richtlijn over industriële emissies: staalfabriek die ernstige milieu- en gezondheidsschade veroorzaakt dient zijn exploitatie te staken

4 juli 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

In het arrest van 25 juni 2024 (ECLI:EU:C:2024:542) oordeelt het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU, “Hof”) in antwoord op prejudiciële vragen dat het bevoegd gezag strikt dient toe te zien op een adequate toepassing van de EU-richtlijn voor industriële emissies (Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging), “RIE”) bij het verlenen van toestemming voor en het uitvoeren van toezicht op bedrijfsactiviteiten met mogelijk ernstig nadelige gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid. Dit betekent onder meer dat het bevoegd gezag bij het verlenen of toetsen van een vergunning voor de exploitatie van (in dit geval) een staalfabriek rekening moet houden met alle verontreinigende stoffen waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat zij schadelijk zijn en door de betrokken installatie kunnen worden uitgestoten. Aanleiding voor dit oordeel was een geschil tussen 300.000 inwoners van de Italiaanse plaats Taranto en enkele aangrenzende gemeenten en de eigenaar van een plaatselijke staalfabriek over de verontreiniging en daaruit voortvloeiende gezondheidsschade als gevolg van de staalproductie met grote stookinstallaties.

Vanwege de significant nadelige impact van de staalfabriek op het milieu en hun gezondheid en welbevinden en het herhaaldelijk uitstellen van maatregelen ter vermindering van die risico’s vorderen de inwoners bij de Italiaanse rechter onder meer dat de staalfabriek zijn deuren moet sluiten. Naar aanleiding daarvan heeft de Italiaanse rechtbank op 6 december 2022 (zaak C-626/22, Ilva e.a.) prejudiciële vragen gesteld aan het Hof over de uitleg van de toepasselijke RIE en over de vraag of het toelaatbaar is dat het bevoegd gezag de termijn voor de uitvoering van bepaalde vergunningsvoorwaarden ter vermindering van ernstige milieu- en gezondheidsrisico’s steeds verlengt.

Naar het oordeel van het Hof dwingt de richtlijn het bevoegd gezag om (i) bij de beoordeling en vergunningverlening voor het inwerking hebben van de installatie de gevolgen voor zowel het milieu als de gezondheid van de mens te betrekken, (ii) daarbij niet alleen rekening te houden met de verontreinigende stoffen die voorzienbaar zijn gelet op de aard en het type van de betrokken industriële activiteit, maar ook met alle andere verontreinigende stoffen waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat zij schadelijk zijn en door de betrokken installatie kunnen worden uitgestoten, met inbegrip van de door deze activiteiten veroorzaakte stoffen die niet zijn beoordeeld in de oorspronkelijke vergunningsprocedure voor die installatie, en (iii) geen (herhaalde) termijn te bieden aan de exploitant van een installatie om (alsnog) te voldoen aan de maatregelen ter bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens, juist vanwege de ernstige en significante risico’s voor het milieu en de menselijke gezondheid. Indien en zolang blijkt dat de activiteiten van de betrokken installatie dergelijke gevaren oplevert, vereist art. 8, tweede lid, tweede alinea, van de richtlijn volgens het Hof dat de exploitatie van de stookinstallatie wordt opgeschort.

Artikel delen