Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Rechter wijst vordering Greenpeace voor de versnelde afbouw van stikstofdepositie op kwetsbare natuur in kort geding af

14 juni 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Met de uitspraak van 6 juni 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:8736) wijst de Rechtbank Den Haag de vordering van Greenpeace om de Staat te dwingen een plan van aanpak te maken voor het versneld terugdringen van stikstofdepositie in de voor stikstof gevoelige natuur af. Greenpeace vindt dat de Staat te weinig doet om de stikstofdepositie op kwetsbare natuur - Nederland kent 162 aangewezen Natura 2000-gebieden - terug te dringen en is daarom een rechtszaak gestart. Omdat de situatie volgens Greenpeace zo ernstig is dat de uitkomst van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht, had de organisatie vooruitlopend op de behandeling daarvan een kort geding aangespannen. Daarin stelt Greenpeace dat de Staat tegenover haar onrechtmatig handelt door de meest kwetsbare stikstofgevoelige natuur (vermeld op een Rode Lijst) niet voor 2025 onder de kritische depositie waarde (“KDW”) te brengen.

De rechtbank overweegt dat bij haar beoordeling voorop staat dat de Staat een ruime vrijheid heeft om zijn (stikstof)beleid vorm te geven en dat voor ingrijpen door de rechter (en zeker de rechter in kort geding) pas plaats als dat beleid evident onrechtmatig is. Dit kan onder meer het geval zijn als het beleid in strijd komt met een hogere regeling. Mede gelet op het ingrijpende karakter van stikstofbeperkende maatregelen, is toewijzing van enige vordering van Greenpeace volgens de kort gedingrechter bovendien alleen mogelijk als aannemelijk is dat de uitkomst van de bodemprocedure daarvoor niet kan worden afgewacht. Dit is alleen het geval, indien de Staat verplicht is om de stikstofdepositie op het areaal van de Rode Lijst voor eind 2025, of zo kort mogelijk daarna, onder de KDW te brengen. Voor maatregelen die voor eind 2028 moeten zijn gerealiseerd bestaat nu geen spoedeisend belang.

Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat de stikstofgevoelige natuur in slechte staat verkeert en het huidige stikstofbeleid van de Staat er niet toe zal leiden dat de stikstofdepositie in de meest kwetsbare habitats op korte termijn tot een verantwoord niveau wordt teruggebracht, wijst de kort gedingrechter erop dat niet valt uit te sluiten dat de Staat op grond van Europeesrechtelijke verplichtingen - meer specifiek: het instandhoudingsgebod en het verslechteringsverbod uit de Habitat- en Vogelrichtlijn - in meerdere concrete gevallen verplicht is ervoor te zorgen dat de stikstofdepositie (lokaal) op zeer afzienbare termijn verder wordt teruggedrongen. Naar het oordeel van de kort gedingrechter is onvoldoende gebleken dat, zoals Greenpeace betoogt, Europeesrechtelijke verplichtingen meebrengen dat de stikstofdepositie in alle concrete habitats van de Rode Lijst voor eind 2025 onder de KDW moet zijn gebracht. Ook kan in deze procedure niet worden vastgesteld voor welke concrete habitats de Staat verplicht is om op zeer korte termijn tot actie over te gaan, aldus de kort gedingrechter. Daarmee komen de vorderingen van Greenpeace niet voor toewijzing in aanmerking.

Artikel delen