Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Rechtstreekse werking inspraakverplichting art. 6, derde lid, Habitatrichtlijn: bestuursorgaan biedt ten onrechte geen gelegenheid voor inspraak bij voorbereiding natuurvergunning (Wnb)

4 juli 2024

Samenvatting

Samenvatting

In de uitspraak van 14 juni 2024 (ECLI:NL:RBNNE:2024:2334) oordeelt de Rechtbank Noord-Nederland dat Gedeputeerde Staten (“GS”) het onder het regime van de Wet natuurbescherming (“Wnb”) genomen besluit tot verlening van een tijdelijke natuurvergunning voor schelpenwinning in de Natura 2000-gebieden ‘De Waddenzee’ en ‘Noordzeekustzone’ ten onrechte met de reguliere voorbereidingsprocedure hebben voorbereid. Volgens de rechtbank had het besluit vanwege de incorrecte implementatie van art. 6, derde lid, Habitatrichtlijn in de Wnb moeten worden voorbereid. De rechtbank overweegt dat art. 6, derde lid, Habitatrichtlijn en art. 6, vierde lid, Verdrag van Aarhus beide verplichten tot het bieden van inspraak. Met het toepassen van de in Afdeling 3.4 Awb neergelegde uniforme openbare voorbereidingsprocedure kan aan de inspraakverplichtingen van art. 6, derde lid, Habitatrichtlijn worden voldaan (vgl. de Afdelingsuitspraak van 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1507).

Omdat de Habitatrichtlijn in dit geval van toepassing is, kan volgens de rechtbank in het midden gelaten worden of aan het Verdrag van Aarhus in zoverre rechtstreekse werking toekomt. Een succesvol beroep op de rechtstreekse werking van de inspraakverplichting van art. 6, derde lid, Habitatrichtlijn is alleen mogelijk in gevallen van incorrecte implementatie of indien de volledige toepassing van de richtlijn niet daadwerkelijk is verzekerd (vgl. de Afdelingsuitspraak van 25 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX2543). Daarvan is in dit geval sprake, aldus de rechtbank: Afdeling 3.4 Awb is in de Wnb niet van toepassing verklaard op de voorbereiding van Wnb-besluiten, net zo min als dat op andere wijze is voorzien in het bieden van inspraak bij de totstandkoming van toestemmingsbesluiten in het kader van art. 6, derde lid, Habitatrichtlijn.

Omdat inspraak in de Wnb niet dwingend is voorgeschreven, is artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn op dit punt niet correct geïmplementeerd. Van verweerder mag bij een dergelijke incorrecte implementatie op grond van het beginsel van Unietrouw (zoals verwoord in art. 4, derde lid, Verdrag betreffende de Europese Unie) verwacht worden dat het met toepassing van artikel 3:10, eerste lid, Awb, Afdeling 3.4 van die wet (alsnog) van toepassing verklaart op de voorbereiding van een natuurvergunning of ontheffing. Nu GS dat in dit geval hebben nagelaten, komt aan eiseres een rechtstreeks beroep toe op de inspraakverplichting uit de Habitatrichtlijn. De rechtbank beschouwt het niet toepassen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als een gebrek dat niet met art. 6:22 Awb kan worden gepasseerd.

Artikel delen