Neemt u koude af uit een gemeenschappelijk koudenet via warmte-koudeopslaginstallatie of aquathermie? Dan is de koude een energiedrager die een energieleverancier levert. Om het energiegebruik hiervan te bepalen, neemt u het elektriciteitsgebruik dat nodig is geweest voor het produceren en leveren van deze koude.
De hoeveelheid koude in gigajoules (GJ) kan omgerekend worden naar dit elektriciteitsgebruik door ervan uit te gaan dat voor 1 GJ koudelevering 17,4 kWh (0,625 GJ) elektriciteit nodig is geweest om de koude te produceren en te leveren. Hierbij gaan we uit van een Coefficient of Performance (COP) van 16 voor passieve koeling met een WKO-installatie (bron: NTA 8800). Dit elektriciteitsgebruik telt u op bij het eigen elektriciteitsgebruik om te bepalen of uw energiegebruik boven de ondergrens voor de energiebesparingsplicht.
Heeft u koude die niet van een gemeenschappelijke WKO of van aquathermie afkomstig is? Bijvoorbeeld industriële koude. Dan neemt u de elektriciteit die nodig is geweest om de geleverde koude te produceren of die nodig zou zijn wanneer de koude zelf geproduceerd met een koelmachine. In het laatste geval geldt dat voor 1 GJ koude ongeveer 83 kWh elektriciteit nodig is (0,3 GJ elektriciteit). Hierbij gaan we uit van een COP van 3 voor koeling met een compressiekoelmachine (bron: NTA 8800). Dit elektriciteitsgebruik telt u op bij het eigen elektriciteitsgebruik om te bepalen of uw energiegebruik boven de ondergrens voor de energiebesparingsplicht.
Voor de warmte die u via de WKO-installatie afneemt, rekent u met 31,6 Nm3 aardgasequivalent per GJ afgenomen warmte.