Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Artikel 3.79

  • 1

    Bij het op een andere wijze dan met behulp van een werk lozen van gewasbeschermingsmiddelen in een oppervlaktewaterlichaam wordt ten minste voldaan aan het tweede tot en met achtste lid.

  • 2

    Langs een oppervlaktewaterlichaam wordt een teeltvrije zone aangehouden.

  • 3

    De teeltvrije zone wordt gemeten vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam en strekt zich, met uitzondering van de teelt van grasland, uit tot het hart van de buitenste planten van de te telen gewassen.

  • 4

    In afwijking van het tweede lid hoeft geen teeltvrije zone te worden aangehouden grenzend aan gegraven waterlopen die:

    • a.

      van 1 april tot 1 oktober onder normale omstandigheden geen water bevatten, of

    • b.

      geen water afvoeren ten gevolge van door of namens de beheerder geplaatste stuwen die de waterstand reguleren, voor zover die waterlopen zonder deze stuwen, waterlopen als bedoeld in de aanhef en onderdeel a, zouden zijn.

  • 5

    Binnen een teeltvrije zone worden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt met apparatuur voor het druppelsgewijs gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van pleksgewijze onkruidbestrijding met een afgeschermde spuitdop.

  • 6

    In afwijking van het vijfde lid is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op overhangend loof met een maximale omvang van een halve gewasrij toegestaan, indien geen gebruik wordt gemaakt van naar een oppervlaktewaterlichaam gerichte apparatuur.

  • 7

    In afwijking van het tweede lid hoeft geen teeltvrije zone te worden aangehouden, aangrenzend aan oppervlaktewaterlichamen, anders dan de oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in artikel 3.81, eerste lid:

    • a.

      bij de teelt van appelen, peren en overige pit- en steenvruchten van bomen, waarvan de laagste gesteltak op 175 centimeter of hoger uit de stam ontspringt, indien binnen een afstand van ten minste 900 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast, of

    • b.

      bij teelt anders dan de teelt van appelen, peren en overige pit- en steenvruchten, indien:

      • 1°.

        sprake is van een biologische productiemethode, of

      • 2°.

        gebruik wordt gemaakt van een emissiescherm dat voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

  • 8

    De toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op het talud vindt pleksgewijs en driftvrij plaats.

Informatie geldend op 01-07-2020

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Activiteitenbesluit milieubeheer
    artikel: 1.5, 1.6, 3.78, 3.80, 3.85

  2. Activiteitenregeling milieubeheer
    artikel: 3.79

  3. Beleidsregel verlagen subsidie POP
    bijlage: 3

  4. Besluit OM-afdoening
    bijlage: II

  5. Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv)
    bijlage: bij Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba Sv)

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-07-2020)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-03-2014

wijziging

06-01-2014

Stb. 2014, 20

29-01-2014

Stb. 2014, 82

01-01-2013

nieuw

14-09-2012

Stb. 2012, 441

05-12-2012

Stb. 2012, 643