Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Artikel 3.87

  • 1

    Bij het lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, op of in de bodem of in een vuilwaterriool als gevolg van de teelt van gewassen in substraat wordt voldaan aan het tweede tot en met negende lid.

  • 2

    Het lozen van afvalwater afkomstig van de teelt van gewassen op een niet-doorlatende ondergrond is toegestaan, indien:

    • a.

      bij een teeltoppervlak van ten hoogste 500 vierkante meter bij bemesting uitsluitend gebruik wordt gemaakt van meststoffen die over langere periode de werkzame bestanddelen afgeven.

    • b.

      bij een teeltoppervlak van meer dan 500 vierkante meter:

      • 1°.

        hemelwater en drainwater worden opgevangen in een opvangvoorziening van ten minste 1.200 kubieke meter per hectare teeltoppervlak;

      • 2°.

        het water uit de opvangvoorziening wordt gebruikt als eerste gietwaterbron, en

      • 3°.

        de bedrijfsvoering erop is gericht om na bemesting of bespuiting de eerste 50 kubieke meter hemelwater per hectare teeltoppervlak te allen tijde op te kunnen vangen in de opvangvoorziening.

  • 3

    In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, onder 1°, kan worden volstaan met een opvangvoorziening met een capaciteit van ten minste 500 kubieke meter per hectare teeltoppervlak, indien aanvullend gietwater wordt gebruikt met een natriumgehalte dat gelijkwaardig is aan dat van hemelwater.

  • 4

    Indien de capaciteit van de opvangvoorziening, bedoeld in het tweede en derde lid, volledig is benut wordt het hemelwater geloosd via een overstortvoorziening, die is aangebracht voorafgaand aan de opvangvoorziening.

  • 5

    In afwijking van het tweede en derde lid wordt bij de buitenteelt van aardbeienplanten op trayvelden drainwater opgevangen en hergebruikt en is de bedrijfsvoering erop gericht dat na bemesting of bespuiting de eerste 30 kubieke meter hemelwater per hectare teeltoppervlak wordt opgevangen en hergebruikt.

  • 6

    Bij het lozen van afvalwater als gevolg van de teelt op een doorlatende ondergrond, wordt bij bemesting uitsluitend gebruik gemaakt van meststoffen die over langere periode de werkzame bestanddelen afgeven.

  • 7

    In afwijking van het zesde lid kan het bevoegd gezag gedurende de perioden dat het gebruik van de in dat lid bedoelde meststoffen redelijkerwijs niet mogelijk is bij de teelt van aardbeienplanten op trayvelden, bij maatwerkvoorschrift het gebruik van andere meststoffen toestaan, indien het aanbrengen van een niet-doorlatende ondergrond redelijkerwijs niet mogelijk is en het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.

  • 8

    In afwijking van het zesde lid is bij de teelt waarbij bemesting plaatsvindt via een druppelsysteem, het gebruik van meststoffen als bedoeld in dat lid, niet verplicht, indien de watergift en de meststoffengift zijn afgestemd op de behoefte van het gewas, waarbij rekening is gehouden met de relevante specifieke teeltomstandigheden.

  • 9

    Het bevoegd gezag kan bij de teelt op een doorlatende ondergrond, waarbij door middel van een drainagesysteem op een oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd, indien de bescherming van het milieu daartoe noodzaakt, bij maatwerkvoorschrift bepalen dat het drainagewater wordt opgevangen en hergebruikt.

Informatie geldend op 01-07-2020

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Activiteitenbesluit milieubeheer
    artikel: 1.6, 2.2, 3.2, 3.3, 3.78, 3.86

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-07-2020)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2013

nieuw

14-09-2012

Stb. 2012, 441

05-12-2012

Stb. 2012, 643