Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Artikel 5.14 Vrijstelling groene beleggingen

  • 1

    Groene beleggingen zijn aandelen in, winstbewijzen van en geldleningen aan aangewezen groene fondsen. Aanwijzing geschiedt op verzoek van het fonds bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing.

  • 2

    Als groene fondsen kunnen voor de toepassing van dit artikel worden aangewezen:

    • a.

      banken als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, of onderdelen van banken, waarvan het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het direct of indirect verstrekken van kredieten ten behoeve van projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos, of het direct of indirect beleggen van vermogen in dergelijke projecten;

    • b.

      beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarvan het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het direct of indirect beleggen van vermogen in projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos.

  • 3

    Projecten als bedoeld in het tweede lid zijn:

    • a.

      in Nederland gelegen projecten of categorieën van projecten die door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën en na overleg met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij ministeriële regeling of verklaring zijn aangewezen als projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos;

    • b.

      in ontwikkelingslanden en daarmee gelijk te stellen gebieden gelegen projecten of categorieën van projecten die door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister van Financiën en na overleg met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij ministeriële regeling of verklaring zijn aangewezen als projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos.

  • 4

    Aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is ook reeds mogelijk in een aanloopperiode van drie maanden waarin een instelling nog niet voldoet aan de in het tweede lid opgenomen voorwaarde dat het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het verstrekken van kredieten ten behoeve van projecten in het belang van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos, of het direct of indirect beleggen van vermogen in dergelijke projecten.

  • 5

    Op verzoek van een instelling wordt de in het vierde lid bedoelde aanloopperiode van drie maanden vervangen door een ingroeiperiode van maximaal twee jaar, indien de instelling voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.

  • 6

    Op verklaringen en aanwijzingen als bedoeld in het derde lid is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing.

  • 7

    Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het administratieve onderscheid tussen het onderdeel van de bank dat het groenfonds is en de overige onderdelen van de bank en met betrekking tot het indirect verstrekken van kredieten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

  • 8

    Bij ministeriële regeling kunnen in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat of Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring bedoeld in het derde lid. Het ontwerp van een ministeriële regeling bedoeld in het derde lid of in de vorige volzin wordt ten minste vier weken voordat de regeling wordt vastgesteld, toegezonden aan de Staten-Generaal.

Informatie geldend op 03-05-2024

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  1. Regeling groenprojecten 2022

  2. Regeling groenprojecten buitenland 2002

  3. Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002

  4. Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

  5. Wijzigingsregeling enige fiscale uitvoeringsregelingen en invoering regeling toepassing art. 122ca Wet financiering sociale verzekeringen

  6. Wijzigingsregeling enige fiscale uitvoeringsregelingen, enige overige uitvoeringsregelingen en Wet op de accijns

  7. Wijzigingsregeling enige uitvoeringsregelingen 2018 (belastingen en toeslagen)

  8. Wijzigingsregeling Regeling groenprojecten 2022 (wijziging eisen voor windturbines, fotovoltaïsche panelen en warmte-opwekkers)

  9. Wijzigingsregeling Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, enz. (2013)

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Beleidsregel berekening steunpercentage Regeling groenprojecten 2022
    artikel: 2

  2. Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019
    artikel: 10

  3. Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001
    artikel: I

  4. Regeling groenprojecten 2022
    artikel: 1

  5. Regeling groenprojecten buitenland 2002
    artikel: 1

  6. Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002
    artikel: 1, 8, 9

  7. Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001
    artikel: 45c, 1, 28

  8. Wet inkomstenbelasting 2001
    artikel: 10.10

  9. Wet op de dividendbelasting 1965
    artikel: 4

  10. Wet op de vennootschapsbelasting 1969
    artikel: 23b

  11. Wijzigingsregeling enige fiscale uitvoeringsregelingen en invoering regeling toepassing art. 122ca Wet financiering sociale verzekeringen

  12. Wijzigingsregeling enige fiscale uitvoeringsregelingen, enige overige uitvoeringsregelingen en Wet op de accijns

  13. Wijzigingsregeling enige uitvoeringsregelingen 2018 (belastingen en toeslagen)

  14. Wijzigingsregeling Regeling groenprojecten 2022 (wijziging eisen voor windturbines, fotovoltaïsche panelen en warmte-opwekkers)

  15. Wijzigingsregeling Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, enz. (2013)

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(03-05-2024)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2024

wijziging

20-12-2023

Stb. 2023, 498

36342

20-12-2023

Stb. 2023, 498

01-01-2019

wijziging

19-12-2018

Stb. 2018, 507

35027

19-12-2018

Stb. 2018, 507

01-01-2014

wijziging

16-10-2013

Stb. 2013, 413

33637

16-10-2013

Stb. 2013, 413

01-01-2012

wijziging

24-11-2011

Stb. 2011, 562

32810

24-11-2011

Stb. 2011, 562

01-01-2011

wijziging

23-12-2010

Stb. 2010, 871

32401

23-12-2010

Stb. 2010, 871

01-01-2008

wijziging

27-09-2007

Stb. 2007, 376

30322

27-09-2007
samen met
20-12-2007

Stb. 2007, 376
samen met
Stb. 2007, 563

wijziging

06-12-2007

Stb. 2007, 503

30943

06-12-2007

Stb. 2007, 503

01-01-2007

wijziging

20-11-2006

Stb. 2006, 605

30658

11-12-2006

Stb. 2006, 664

01-01-2005

wijziging

15-12-2004

Stb. 2004, 672

29251

16-12-2004

Stb. 2004, 692

Inwtr. 1

01-01-2003

wijziging

11-12-2002

Stb. 2002, 613

28487

11-12-2002

Stb. 2002, 613

Inwtr. 2

01-07-2002

wijziging

20-06-2002

Stb. 2002, 330

28189

25-06-2002

Stb. 2002, 336

Inwtr. 3

01-01-2001

wijziging

14-12-2000

Stb. 2000, 569

27431

14-12-2000

Stb. 2000, 569

nieuwe-regeling

11-05-2000

Stb. 2000, 215

26727

11-05-2000

Stb. 2000, 216

Inwtr. 4

Opmerkingen

  • 1) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 2) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 3) De datum van inwerkingtreding was oorspronkelijk ingevolge artikel 12, tweede lid van de Tijdelijke referendumwet van rechtswege opgeschort tot 06/08/2002. De betreffende wet was echter niet referendabel (correctie Staatscourant nr. 134, 17 juli 2002).

  • 4) De inwerkingtredingsdatum van de artikelen 3.16, 3.120, 4.15 en 5.4 is gewijzigd door hoofdstuk 3, art. II van Invoeringswet IB.