Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Artikel 2.102 Vluchtroute

  • 1

    Op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer begint een vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg.

  • 2

    Op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer van een celfunctie of van een nevenfunctie daarvan begint een vluchtroute die, al dan niet via een buitenruimte, leidt naar een ander brandcompartiment.

  • 3

    Op elk punt van een rijbaan begint een vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg.

  • 4

    De gecorrigeerde loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en ten minste een uitgang van het subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt, is niet groter dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde.

  • 5

    In afwijking van het vierde lid, wordt bij een niet nader in te delen gebruiksgebied en bij een verblijfsruimte in plaats van de gecorrigeerde loopafstand uitgegaan van de loopafstand die niet groter is dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde.

  • 6

    In afwijking van het vierde en vijfde lid geldt bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 12 m2 gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment een waarde van ten hoogste 45 m.

  • 7

    In afwijking van het vierde en vijfde lid geldt bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 30 m2 gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment een waarde van ten hoogste 60 m.

  • 8

    De loopafstand tussen een punt op een rijbaanvloer en een uitgang van het subbrandcompartiment is ten hoogste 150 m. De afstand tussen twee uitgangen is ten hoogste 250 m, gemeten langs de tunnelwand.

  • 9

    Op elk punt van een voor personen bestemde vloer in een subbrandcompartiment begint ten minste een vluchtroute met een op die vluchtroute te overbruggen hoogteverschil naar een uitgang van het subbrandcompartiment van ten hoogste 4 m.

  • 10

    Een subbrandcompartiment of een daar in gelegen ruimte heeft, indien bestemd voor meer dan 150 personen, ten minste twee uitgangen waardoor een vluchtroute loopt. De onderlinge afstand tussen de uitgangen is ten minste 5 m.

  • 11

    Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft afhankelijk van zijn bestemming en grootte, voldoende en zodanig ingerichte vluchtroutes dat in geval van brand op doeltreffende en veilige wijze kan worden gevlucht.

  • 12

    Ten minste een uitgang van een beschermd subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.93, vierde tot en met zevende lid:

    • a.

      is de uitgang van het subbrandcompartiment waarin het beschermde subbrandcompartiment ligt, of

    • b.

      is een uitgang waarbij een vluchtroute begint die niet door een verblijfsruimte, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte naar een uitgang van het subbrandcompartiment voert.

Informatie geldend op 02-07-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Bouwbesluit 2012
    artikel: 2.101, 2.109, 2.110

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(02-07-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-03-2013

wijziging

11-02-2013

Stb. 2013, 75

11-02-2013

Stb. 2013, 75

01-04-2012

nieuwe-regeling

29-08-2011

Stb. 2011, 416

20-03-2012

Stb. 2012, 125

wijziging

22-12-2011

Stb. 2011, 676

20-03-2012

Stb. 2012, 125

Inwtr. 1

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking op het tijdstip bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011/416).