Bij het hanteren van uurtarieven die tot stand zijn gekomen met de standaardberekeningswijze bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderdeel b, worden de directe loonkosten per uur vermenigvuldigd met het aantal uren dat direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gewerkt.
De subsidiabele kosten worden berekend door het ingevolge het eerste lid berekende bedrag te vermeerderen met:
een vaste opslag voor indirecte kosten van 50 procent van de loonkosten;
kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen indien deze in de administratie te onderscheiden zijn, en
aan derden betaalde kosten.
Voor zover er geen loonkosten worden gemaakt, maar niettemin arbeid wordt verricht, wordt voor de berekening van de kosten van de arbeid uitgegaan van € 60,– per uur.
(13-12-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
01-10-2021 |
intrekking-regeling |
16-10-2017 |
16-10-2017 |
|||||
nieuwe-regeling |
16-10-2017 |
16-10-2017 |