Niet voor niets spraken er twee Gelderse boeren op het ‘landelijk symposium bedrijfsspecifiek meten stalemissies met sensoren’ op 25 november in Ede. Zij zijn de eerste twee boeren die een milieuvergunning aanvragen op basis van doelsturing, waarbij ze zelf bepalen hoe ze de ammoniakemissies beperken om de natuur te herstellen. Als hun ‘ontwerp-doelvoorschriften’ binnenkort worden aangevochten door milieuorganisatie MOB, gaat de rechter bepalen waar de doelsturing van het ministerie van LVVN aan moet voldoen. ‘Dit is een leerproces en we bereiden ons voor op rechtszaken’, vertelde jurist Harm Borgers, landelijk coördinator emissiemonitoring voor het ministerie, die advies gaf over de aanvraag van de boeren.
De betreffende Gelderse boeren zijn twee jonge varkensboeren die oude stallen willen afbreken en nieuwe bouwen, het aantal varkens willen uitbreiden en de ammoniakemissie willen verlagen. Ze willen met stalmetingen van de ammoniakconcentratie aantonen dat ze onder de gewenste emissiewaarde blijven, met behulp van een emissiearme stal en managementmaatregelen. Als ze onverhoopt toch boven deze drempelwaarde komen, hebben ze extra maatregelen achter de hand, waaronder voermaatregelen en krimp van de varkensstapel. ‘We zijn heel transparant over ons doelvoorschrift’, zegt een van de boeren. ‘We vinden open communicatie met de buurt en MOB belangrijk.’
De boeren zijn, geassisteerd door Borgers, zo’n twee jaar bezig geweest met hun vergunningsaanvraag. Borgers: ‘De vergunningen lopen tot dusverre vast in de rechtsspraak omdat het niet goed genoeg is.’ Hij is bezig met een handleiding waar nieuwe milieuvergunningen voor boerenbedrijven aan moeten voldoen. ‘Kern van deze aanpak: er komt een emissieplafond, een jaarvracht aan ammoniakuitstoot. De boer garandeert in de aanvraag dat hij onder dit plafond blijft. Dat kan hij alleen garanderen als hij in control is. Hij moet gedurende het jaar emissies meten, keuzes maken en maatregelen nemen om onder het emissieplafond te blijven en zijn aanpak is toetsbaar door controle-instanties. Dit is niets bijzonders, zo regelen we het in de hele industrie.’
Om dit bewijs te leveren, moeten de boeren een meet- en monitoringsplan presenteren bij de vergunningaanvraag. Onder leiding van WUR-onderzoeker en landelijk coördinator Albert Winkel heeft een werkgroep daar een protocol voor opgesteld. Vorig jaar presenteerde Winkel de eerste versie van dit protocol, op dit tweede congres volgde een update waarin veel commentaar van meet- en ingenieursbureau is verwerkt. In het protocol staat bijvoorbeeld uitgelegd waar de meetapparatuur moet hangen in de stal, hoe de meting van ammoniakconcentratie moet worden vertaald naar de emissiewaarde en hoe de emissiemetingen moeten worden geborgd.
Het protocol speelt een belangrijke rol bij de doelvoorschriften van de twee Gelderse boeren die worden getoetst door het bevoegd gezag. Borgers: ‘Je moet als boer aantonen dat je het goed doet en de provincie toetst dan of de boer in control is om de doelen te halen’. En wat is het doel? Dat hangt van het gebied af, aldus Borgers. ‘Er is een gebiedsvraagstuk, de ammoniakuitstoot moet x % naar beneden. Het bevoegd gezag gaat bepalen of jouw emissie nog binnen de milieugebruiksruimte van het gebied past.’
Het bedrijfsplan van de boer, inclusief de monitoring van de emissies, zit dus in de vergunningaanvraag van de boer. De vergunning wordt daarmee een stuk zwaarder en complexer, inclusief acties bij dreigende overschrijdingen van de emissies. Vooralsnog worden de doelvoorschriften getest met alleen de ammoniakemissies, maar daar kunnen later wellicht de emissies van methaan (klimaatdoel) en nitraat (waterkwaliteitsdoel) aan worden toegevoegd.
MOB heeft al laten weten dat de twee vergunningsaanvragen met doelsturing niet deugen en gaat er gaten in proberen te schieten in de aangekondigde rechtszaak. Daarbij zal de meetapparatuur (hoe nauwkeurig en betrouwbaar?), het milieudoel (ambitieus genoeg?), de borging (hoe weten we zeker dat de boer doet wat ie belooft?) en de controle (wie controleert hoe?) de revue passeren. Aan de hand hiervan ontstaat jurisprudentie waar de doelvoorschriften voor boeren aan moeten voldoen. Die jurisprudentie bepaalt mede hoe de landbouwminister haar nieuwe beleid op het gebied van doelsturing moet vormgeven. Voordat de boer aan het roer komt, gaat de rechter beoordelen onder welke voorwaarden dat kan.