De afgelopen jaren maakten verschillende Nederlandse pensioenfondsen bekend zich meer te richten op duurzaamheid. De verschillende pensioenfondsen streven op die manier naar een positieve langetermijnimpact op het klimaat en worden daarbij gestimuleerd door veranderingen in de wet- en regelgeving die meer nadruk leggen op duurzaamheidsrapportage. Wij zien in de praktijk dat het voor pensioenfondsen zoeken is naar een balans: pensioenfondsen moeten aan de ene kant voldoen aan wet- en regelgeving, zoals de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR), maar willen aan de andere kant ook een bepaalde mate van vrijheid hebben bij het doen van uitingen over duurzaamheid.
De belangrijkste wettelijk verplichte duurzaamheidsuitingen vloeien voort uit de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR). De SFDR stelt eisen aan de informatie die pensioenfondsen verstrekken, zowel aan de inhoud als aan de vorm. De SFDR heeft grote impact op duurzaamheidsuitingen door pensioenfondsen. Kortgezegd moeten pensioenfondsen op hun website, in de precontractuele informatie aan de deelnemer en in het jaarverslag de door SFDR voorgeschreven duurzaamheidsinformatie opnemen.
Voorts stelt SFDR ook eisen aan de inhoud van overige ‘niet-SFDR’ informatie die wordt verstrekt door pensioenfondsen. In dit kader is artikel 13 van SFDR relevant. Dat artikel vereist dat publicitaire mededelingen van pensioenfondsen niet in strijd mogen zijn met de informatie die zij uit hoofde van SFDR verschaffen. Er is weinig duidelijkheid over hoe strikt artikel 13 van SFDR geïnterpreteerd moet worden: houdt het opnemen van een percentage ‘duurzame beleggingen’ in de zin van SFDR in de precontractuele informatie in dat het desbetreffende pensioenfonds vervolgens op geen enkele manier (meer) beperkt is in zijn communicatie over ‘duurzame beleggingen’? En heeft de hoogte van het percentage nog impact op het antwoord op deze vraag? Naar onze mening kan, op basis van de huidige stand van de wetgeving en beschikbare guidances, op dit type vragen geen one size fits all antwoord gegeven worden. Dat zou betekenen dat pensioenfondsen per uiting zullen moeten bepalen of deze uiting in lijn is met de relevante wet- en regelgeving.
Naast het voornoemde artikel 13 van SFDR zijn in dit kader onder meer ook de volgende elementen van belang. De AFM benadrukte in haar meeste recente SFDR-rapport dat financiële marktdeelnemers, zoals pensioenfondsen, hun rol in de duurzaamheidtransitie pakken door “correcte, duidelijke en niet-misleidende/evenwichtige informatie” te verstrekken over de duurzaamheid van hun financiële producten.[1] Deze norm lijkt aan te sluiten bij de eisen die de wet stelt aan de informatieverstrekking door pensioenfondsen: op grond van artikel 48 lid 1 van de Pensioenwet dient de informatie die een pensioenfonds verstrekt of beschikbaar stelt “correct, duidelijk en evenwichtig” te zijn. Deze overkoepelende norm geldt voor álle informatie die door een pensioenfonds verstrekt of beschikbaar wordt gesteld, dus ook voor duurzaamheidsuitingen. Op basis van het vorenstaande zijn wij van mening dat elke duurzaamheidsuiting ten minste die ‘correct, duidelijk en niet-misleidend/evenwichtig’-toets zou moeten doorstaan.
Om terug te grijpen naar de hierboven gestelde vraag: zorgt het opnemen van een percentage ‘duurzame beleggingen’ in de zin van SFDR in de precontractuele informatie ervoor dat de beperkingen ten aanzien van communicatie zijn opgeheven? Dat lijkt ons in principe niet het geval, een en ander afhankelijk van de hoogte van het gecommitteerde percentage ‘duurzame beleggingen’. In ieder geval zou het pensioenfonds in zijn communicatie geenszins de suggestie mogen wekken dat het meer ‘duurzame beleggingen’ in zijn beleggingsportefeuille heeft dan daadwerkelijk het geval is. Uiteraard zou de ‘beperking’ van artikel 13 van SFDR niet gelden indien er wordt gecommuniceerd over een specifieke belegging die daadwerkelijk als ‘duurzame belegging’ in de zin van SFDR kwalificeert. Ten aanzien van duurzaamheidsuitingen met betrekking tot de bredere beleggingsportefeuille (die beleggingen bevat die geen ‘duurzame beleggingen’ zijn) zou echter voorzichtigheid betracht moeten worden. Bovenal dient in elk geval per uiting een afweging te worden gemaakt of het de ‘correct, duidelijk en niet-misleidend/evenwichtig’-toets doorstaat.
[1] ‘Begrijpelijke informatie en passend productaanbod essentieel voor duurzame beleggingen’, 14 mei 2024, te vinden op: www.afm.nl