Lucas De Man is kunstenaar, regisseur, spreker, acteur, Belg, artistiek leider van Nieuwe Helden* en Biobased Creations** en nog veel meer. Op Springtij 2024 op Terschelling hield hij een indringend betoog over hoe je heel verschillende mensen met verhalen, verbeelding én vaardigheden kunt bereiken om samen de huidige crises, zoals de klimaatverandering, te lijf te gaan. We gingen in gesprek over de ontwikkelingen en veranderingen die gaande zijn en over hoe we zoekend nieuwe wegen kunnen ontdekken om verder te komen.
‘Het gaat erom hoe je mensen bereikt. Dat kan via de lach, via het hoofd, via de ballen, het maakt niet uit. Je moet zorgen dat het op verschillende manieren gebeurt, want met maar één manier neem je maar een deel van de mensen mee. We kiezen met onze projecten van Nieuwe Helden en Biobased Creations per situatie wie we hoe willen bereiken. Dus op Springtij geef ik een andere speech dan een week later voor 150 bouwers en opdrachtgevers, die nog wat meer voorzichtig zijn. Ik gebruik nooit dezelfde tekst. Eerst kijk ik wie er in het publiek zitten en hoe je die mensen het best kunt raken. Bij Springtij mocht ik geen beelden gebruiken op het podium, dus dan ga ik performen, dan geef ik een ander soort energie. Die Springtijbezoekers zijn er erg van overtuigd dat ze goed bezig zijn en soms is dat terecht, maar ook hen moet je proberen naar een andere kant van het denken te brengen. Er is niet maar één waarheid.’
‘Ja, veel, ook direct in de reacties. Bijvoorbeeld over dat zoeken. Daarvan zeggen mensen: ‟We weet niet hoe we moeten zoeken.” We kunnen wel allerlei rapporten publiceren en roepen over het wát, maar we moeten het juist over het hóe hebben. Bij de waterschappen heb ik bijvoorbeeld voorgesteld om groepen als landeigenaren, boeren en natuurexperts bij elkaar te brengen, want er is een enorme wateropgave. Wat we daarbij doen, is veelvormig: soms verbeelden, soms vertellen, soms roepen, soms knuffelen, soms oefeningen doen en soms bijeenkomsten verzorgen.’
‘Dat gaat om verhalen, verbeelding en het aanleren van vaardigheden om met elkaar te zoeken. Vroeger zei ik: mijn vak is verhalen en verbeelden, dan raak ik hart, hoofd en nieren. Nu zeg ik: daarbij komt dat kunstenaars op het publiek kunnen afstemmen hóe ze verhalen en verbeelden. Dat vergt een heel andere houding en een heel andere aanpak. Die andere aanpak kun je leren. Die andere houding kun je aannemen. Ik ben optimistisch over de mogelijkheden daarvan. Maar optimisme mag geen basishouding zijn. Daarmee moet je uitkijken.’
‘Optimisme is een houding van ‟het komt wel goed”. Dat is gevaarlijk, omdat het elitair is. Het komt namelijk altijd wel goed voor een bepaalde groep mensen, maar voor veel mensen komt het niet zomaar goed. Ik ben voor actieve hoop, voor delen wat er wel kan. Maar ik ben tegen optimisme als een houding waarmee je jezelf boven andere mensen stelt. We geloven al generaties dat de mens het wel gaat fixen. Dat was steeds ‟waar”. Maar die droom stort nu in. Het is de taal van de elite die tegen de thuisloze zegt: ‟Je hebt nu een kartonnen doos en gisteren had je niets, wees dus blij.” Ik ben niet van dat taalgebruik. Ik ben meer van het zoeken, want in het zoeken zijn we allemaal gelijk. En ik ben ook meer van de verbeelding, omdat die toont dat er nieuwe dingen kunnen gebeuren. Mijn oma zei: ‟Misère komt vanzelf, voor het positieve moet je werken.” Ik ben voor werken, dat is positief.’
‘In de landbouw wordt uitgegaan van maakbaarheid met een grote prestatiedrang en efficiencydruk. Maar nu is de bodem dood en is het water vies en op. In de erotiek is iets dergelijks aan de hand. Vanuit prestatie- en efficiëntiedruk is een nieuwe preutsheid ontstaan die voortkomt uit de angst om niet te voldoen. Alles moet perfect gaan en wat opleveren. Dat gebeurt dus zowel bij het harde van de landbouw als bij het zachte van de erotiek. Er zijn miljarden voor de landbouw en miljoentjes voor mentale gezondheid, waaronder de erotiek, maar ze zitten feitelijk met hetzelfde probleem.’
‘Als we voor beter milieu de straat opgaan, doen we dat eigenlijk voor nieuwe waarden. Wat vinden we belangrijk, waarvoor werken we? Mijn antwoord op die vragen is: we moeten werken voor een leven dat waarde gééft. Volgens Aristoteles is ons economisch systeem feitelijk een uitwisseling van waarden. Maar dit zijn andere waarden dan de huidige puur financiële. Eigenlijk is dat bizar. We doen het als eco-elite inmiddels wel wat groener, en dat voelt fijn. We isoleren onze huizen, we hebben met vrienden een voedseltuin en we hebben aandeeltjes in een coöperatieve boerderij. De rest van de bevolking staat daarbuiten. Maar als we de ecologische revolutie niet koppelen aan een brede sociale revolutie, dan komen we niet verder en zijn we even slecht bezig als de mensen die we nu verwijten niet goed bezig te zijn.’
‘Lief voor hen zijn, want het merendeel wil de wereld niet kapotmaken. Iedereen wil tonen: ik doe het goed. We hebben de individuen met geld die het zelf regelen op een voetstuk gezet. Ze hebben succes, maar voor de maatschappij doen ze feitelijk niets. Mensen zijn zo gericht op hun eigen succes omdat ze juist daarvoor applaus krijgen. In de tijd van Aristoteles gaf juist het goed doen voor de ander, voor de maatschappij je status.
Maar voor de een is het natuurlijk makkelijker dan voor de ander om te gaan leven volgens een nieuw waardesysteem. Als we mensen verwijten dat ze niet goed bezig zijn, dan plaatsen we onszelf in feite boven die mensen en krijgen we ze nooit mee. We moeten bescheiden zijn in onze persoon en minder bescheiden in onze daden. Maar veelal doen we het, zowel in de kunst als in de duurzaamheidswereld, precies andersom: ach, wat ik doe is niet zo groots, maar ik ben als individu wel heel erg goed bezig. Maar het moet dus gaan over je werk, over wat je levert.
Daarnaast moet je lief zijn voor de egocentrische mens die zijn status al zo lang ontleent aan succes en geld. We moeten onze status niet meer laten bepalen door geld. Maar het alternatief is nog niet aanwezig of niet sexy genoeg. Dus dat dikke geld verdienen zit er nog dik in. Ik vind dat je het gesprek moet aangaan en moet zoeken naar de juiste vorm en de juiste taal. Kijken wat wel van waarde is, waarvoor je wel complimenten en liefde kunt geven. Want zonder liefde ben je arrogant of heel alleen. En beide zijn niet leuk.’
‘Ja, omdat er erg veel gebeurt. De veranderingen gaan hard, voor sommigen te hard. Overschakelen op nieuwe systemen is heel onzeker, want als je fouten maakt, kun je failliet gaan. In een zee van mogelijkheden is het juiste kiezen heel moeilijk. Dat is zoeken, dat is tijd nemen. We hebben die tijd zolang we maar blijven doorgaan. Er is geen eindpunt aan duurzamer worden. We zijn niet ineens klaar. Maar ik hoop dat we op weg zijn naar een stap in de geschiedenis die wat minder op het individu en wat meer op het opheffen van de ongelijkheid is gericht. Dat lukt echter niet in de komende twintig of dertig jaar.’
‘We zijn al ingehaald, er is elke keer wel weer ergens een ramp. Het goede daarvan is dat het noodzaak en urgentie geeft. Maar het nadeel van urgentie is dat dan niet altijd de juist beslissingen worden genomen. De urgentie wordt veelal aangepakt met techniek en innovatie zonder de mensen mee te nemen. Je ziet dat veel mensen duurzaamheid beschouwen als iets elitair links. Terwijl duurzaamheid niet links is. Als je rechts bent, wil je de natuur ook behouden. Het is een groot gevaar dat duurzaamheid als eco-elitarisme wordt gezien. Aan de andere kant vinden duurzame mensen de anderen losers. De ongelijkheid is te groot en dan krijg je geweld en onrust. Het moet niet gaan om anderen overtuigen met sheets vol getallen, maar om het zoeken en om gesprekken. En daarvoor heb je verbeelding nodig vanuit de kunst en vanuit anderen die creatief bezig zijn.’
‘Niet alleen wij, maar iedereen die creatief durft te zijn kan helpen door nieuwe vormen aan te bieden, door anderen te helpen met andere verhalen op een andere manier. De solovoorstelling ‘Wij Varkenland’*** bracht ons bijvoorbeeld bij de boeren, bij de stallen. Wij komen daar binnen als stadsjongens en stadsmeisjes, maar het is niet ‘wij tegen de boeren’ of ‘wij tegen de PVV-stemmers’. Ik geloof daar niet in. We moeten met elkaar zorgen dat zo veel mogelijk mensen binnenboord blijven voor alle overstromingen die er komen.’
‘Ja, en omdat het veel bootjes zijn, kan iedereen meedoen. Dan kun vele vormen vinden en vele talen spreken. Het goede is niet één kleur en één taal. Ook Springtij is geen bubbel. Ik zat tijdens het eten aan tafel met mensen van de VVD, Tata Steel, Shell en de Rabobank. Dat is niet mijn bubbel. Het goede aan Springtij is dat heel veel mensen er energie komen tanken. Je krijgt drie dagen om elkaar te ontmoeten en samen te zoeken. Het is een zoektocht naar waarden. Wat vind je belangrijk, waar staan we voor? Tussen al die cijfers en waarden moet je een goede balans zoeken. Mijn ervaring is dat mensen op de kruispunten, bij de balans, het meest realiseren. Ik wil geen applaus, maar ik wil echt iets doen. Ik kom nu in veel werelden, doe wat nodig is en heb daarmee relatief veel impact.’
Dit is een artikel uit PONT, vakblad energie en duurzaamheid. Het blad thuis ontvangen? Schrijf je hier in .