Goed eten: De kloof tussen voedselproductie (landbouw) en eten als dringend probleem
Eten is een van de belangrijkste dingen in ons leven. Maar wat stoppen we precies in onze mond? Is het niet zo dat uitbuiting, extreem over- gewicht, ondervoeding, honger en grote milieuschade enkele gevolgen zijn van onze wijze van consumeren? Dit zou toch anders moeten kunnen, maar de vraag is: hoe dan? In zijn boek Goed eten. Filosofie van voeding en landbouw behandelt Michiel Korthals deze vragen en ontwikkelt hij een model om de kloof tussen productie en consumptie te overbruggen. Lees hier de eerste pagina’s. Lees ook het volgende deel, het eerste hoofdstuk: Geschiedenis van de groeiende kloof.
Voorpublicaties
Voorpublicaties
Een investeerder en een technoloog investeren veel geld en moeite in een apparaat dat schrijven overbodig maakt. Het gaat om een soort geluidswal: overal waar je bent, hoef je maar iets te zeggen en het wordt opgeschreven. Eindelijk ontlast van dat vervelende schrijven! Eindelijk gemak! Eindelijk tijd voor belangrijker dingen! Natuurlijk kun je op zon- en feestdagen nog zelf iets schrijven, maar door de bank genomen hoeft dat alleen nog maar als je het echt nodig vindt!
Vervang schrijven s.v.p. door koken...
Wat hebben eten en landbouw met ethiek te maken?
Weinig activiteiten zijn zo geliefd als eten en drinken, weinig activiteiten zijn zo onbekend als het maken van voeding in de landbouw, de industrie en de wetenschap, en net zo duister zijn de effecten van eten op onszelf en onze omgeving. Alles is ergens ver weg gemaakt en de deuren naar de ingewikkelde productieprocessen zitten potdicht. Deze kloof tussen productie en consumptie is niet alleen een technisch en sociaal probleem, maar ook een filosofisch en ethisch probleem. Eten, koken en landbouw zijn bij uitstek filosofische en ethische kwesties. Veel mensen menen dat moraal of ethiek niets te maken heeft met eten. Men citeert vaak een regel uit Bertolt Brechts Dreigroschenoper: ‘Erst kommt dat Fressen, dann kommt die Moral.’ Met andere woorden: laten we eerst maar eens eten, daarna kunnen we het altijd nog hebben over goed en kwaad. Zo wordt die zin tenminste meestal geïnterpreteerd. Maar Brecht had er een heel andere bedoeling mee, want de zin daarna luidt: ‘Erst muss es möglich sein auch armen Leuten vom grossen Brotlaib sich ihr Teil zu schneiden.’ (‘Eerst moet het mogelijk zijn dat ook arme mensen zich hun deel van het grote brood kunnen toe-eigenen.’) Die zin gaat over een eerlijke verdeling van eten en sociale rechtvaardigheid – en daarmee formuleert hij een ethisch oordeel.
De moraal zit al ín het eten. Maar als je voedsel eerlijk en rechtvaardig verdeelt, terwijl het ongezond of onveilig is, en je geeft het aan arme mensen met de boodschap ‘honger maakt rauwe bonen zoet’, dan ben je niet goed bezig. Daarom gaat het bij voedsel niet alleen om eerlijk delen, maar ook om de kwaliteit van het voedsel. En, verder doorvragend, gaat het eigenlijk om eten delen met mensen of om het delen van de middelen? Er is een mooi spreekwoord: ‘Geef iemand een vis en hij heeft eten voor één dag. Leer hem vissen en hij heeft eten voor heel zijn leven.’ Nog steeds is meer dan de helft van de mensheid boer. Dus geef boeren niet alleen zaad, maar geef ze ook goede kansen: buren die hun producten kunnen afnemen en toegang tot markten, bijvoorbeeld. Filosofie en ethiek van voeding gaan daarom nooit alleen over consumptie, ook de productie van voeding – en dus landbouw en koken – valt daaronder. Eten op je bord is een fase die wordt voorafgegaan door allerlei ethisch net zo belangrijke fasen (landbouw, verwerking, distributie) en ze wordt gevolgd door fasen als opruimen en afvalverwerking.
Met deze overwegingen zitten we midden in de complexe chaos die kenmerkend is voor landbouw en voeding: ze gaan over rechtvaardigheid, maar ook over kwaliteit, en over zelf doen en anderen laten doen. De ethiek ervan gaat over wat rechtvaardig is én over wat mensen zelf willen en kunnen doen binnen de ruimte die ze krijgen en nemen. Zo zou het althans moeten zijn, maar zo makkelijk is het niet. Er zijn internationale, zelf globale processen die dat ‘zelf doen’ verhinderen, maar ook persoonlijke, zoals onze vervreemding van landbouw en voedselproductie. In dit boek wil ik die processen blootleggen en tegelijkertijd op zoek gaan naar wat voedselethiek en -filosofie (philosophy of food, philosophy of nutrition) kunnen inhouden.
De kloof tussen productie en consumptie; vervreemding
De mensen zijn vervreemd van hun eten: consumenten gunnen zich weinig tijd om zelf eten te maken en het budget dat ze eraan besteden is een derde kleiner dan dat voor elektronica. Daarnaast worden ze door reclame en marketing in de luren gelegd over hoe voedsel werkelijk wordt geproduceerd (en de meeste consumenten beseffen dat ook). De voedselindustrie en verdere betrokkenen zijn bewust uiterst terughoudend over wat er allemaal gebeurt bij de productie van voeding. Producenten huldigen ongefundeerde opvattingen: ze denken dat consumenten hun producten goed vinden omdat ze die iedere dag kopen (maar wat moet je anders als stedeling?). Ze schotelen misleidende reclames voor met woorden als ‘natuurlijk’, ‘vers’, ‘ambachtelijk’ en ‘traditioneel’, vergezeld van dienovereenkomstige beelden.
In de loop van deze inleiding in de voedselethiek zal ik duidelijk maken hoe we de kloof tussen consumptie en productie moeten interpreteren en hoe we ermee om kunnen gaan.
Cognitieve, normatieve en expressieve vervreemding
De kloof tussen productie en consumptie heeft tot gevolg dat menselijke ontwikkeling en groei worden afgeremd. Jürgen Habermas (1981) onderscheidt drie essentiële dimensies, die altijd op de een of andere manier bij menselijke ontwikkeling en interacties aan de orde zijn. In iedere interactie komt de wereld in deze dimensies aan de orde. De cognitieve dimensie heeft betrekking op kennis die over de wereld om ons heen gaat. Elke interactie heeft een dergelijke wereldbetrekking. De normatieve dimensie gaat over de normen die we aanvaardbaar of verplichtend achten; ze gaat dus over de wereld zoals we ons die wensen. De expressieve dimensie gaat over onze gevoelens en wensen, over onze innerlijke wereld. Wanneer we ons ontwikkelen en groeien, verwerven we kennis en vaardigheden, kunnen we beter omgaan met normen en waarden en erover discussiëren, en zijn we steeds beter in staat gevoelens en wensen op gepaste wijze tot uitdrukking te brengen. Bovendien zijn we dan in staat deze drie dimensies in balans te brengen.
Habermas noemt deze dimensies van weten, willen en voelen ook wel handelingstypen of vaardigheden. Martha Nussbaum en Amartya Sen hebben een aantal van deze vaardigheden in kaart gebracht. Volgens Nussbaum (2004) zijn er fundamentele gebieden waarin mensen vaardigheden (moeten) ontwikkelen, zoals de maatschappij (sociale vaardigheden) en gezondheid (gezondheidsvaardigheden). Voeding noemt ze niet. Sen (2009) geeft geen uitputtende lijst, maar ook hij noemt niet voeding als een gebied waarop mensen vaardigheden (moeten) ontwikkelen. Dat is juist wel míjn inzet. Ik gebruik hier het begrip ‘voedselvaardigheden’ om de omgang met voeding en de productie ervan uit te diepen. Net als Nussbaum en Sen beklemtoon ik dat deze vaardigheden alleen kunnen worden ontwikkeld in een maatschappelijk veld van praktijken en instituties.
De kloof tussen productie en consumptie beperkt de ontwikkeling van voedselvaardigheden van consumenten radicaal. Ze betekent in de eerste plaats dat we niet meer weten waar ons eten vandaan komt, maar ook dat we niet goed meer weten wat voor voedingsmiddelen we moeten kopen en hoe we ons dienen te oriënteren in de wereld van de voeding. We missen een kader dat voeding met ons leven verbindt. De zaken zijn zo ingewikkeld en hebben zoveel kanten dat normale, mondige burgers er weinig meer van begrijpen en dan maar iets willekeurigs uit het schap pakken. De onmetelijke hoeveelheid informatie maakt het vrijwel onmogelijk een juiste afweging te maken en te integreren in je kijk op het leven – cognitieve vervreemding is het gevolg. Een blikje voeding wordt bijvoorbeeld door DelMonte aangeprezen als ‘een container die afstanden vernietigt en alle seizoenen samensmelt tot een lange fruitige zomer’. Je weet dat het niet klopt, maar je moet het ermee doen. De informatie die op ons afkomt, is zo verwarrend, inconsistent en ingewikkeld, dat we er niet wijs uit kunnen worden. Door alle pakjes, zakjes en kant-en-klaarmaaltijden weten we nauwelijks meer hoe we in de keuken met voedingsmiddelen om moeten gaan; we missen vaak kookvaardigheden, hebben geen ‘kookgeletterdheid’ meer. Zelfs een eitje bakken dreigt een probleem te worden als al het koken je voortdurend uit handen wordt genomen.
Voor de normatieve voedselvaardigheden betekent de kloof dat het vertrouwen van consumenten in de voedselsector op een dieptepunt is beland (Harrington 2017). Ook gaan vele consumenten en producenten er door gebrekkige normatieve vaardigheden van uit dat de productie van voeding niet door normen en waarden hoeft te worden bepaald. Vooral bij dierlijke productie is voeding losgekoppeld van normen en waarden. Deze loskoppeling betekent een normatieve vervreemding. Uit een onderzoek van Linking Environment And Farming (LEAF 2012) in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat iets minder dan de helft van de consumenten van 16 tot 23 jaar niet meer weet dat een ei uit een kip komt en melk van een koe; 36% weet niet dat spek van een varken komt. Etenswaren zijn niets anders meer dan waren die te koop zijn op de markt, net als computers en auto’s. Voedingsproductie is een louter commerciële kwestie: er moet geld worden verdiend en normen en waarden spelen daarin vrijwel geen rol. Dit verklaart waarom veel consumenten zo passief zijn met betrekking tot wat er in de productie gebeurt.
De expressieve vaardigheden zijn eveneens geblokkeerd, want veel mensen proeven het voedsel nauwelijks meer – ze zetten hun zintuigen op nul bij het snel naar binnen werken van een hap. Eten en autorijden, eten en computeren, eten en appen: het is doodgewoon. Bij een gebrek aan alternatieven ontstaat een gevoel van betekenisloosheid; alles is om het even en eigen ideeën van goede smaak vervagen. Men besteedt geen aandacht meer aan smaak, er is geen impuls meer om de eigen smaak te verfijnen en te ontwikkelen. Dat is expressieve vervreemding.
Ook producenten worden door deze vervreemding aangetast. Als consumenten ontwikkelen zij hun voedselvaardigheden niet of nauwelijks, maar als producenten kunnen ze evenzeer cognitief, normatief en expressief vervreemd zijn van voeding en landbouw. Cognitief vervreemd betekent hier dat ze de productie van voeding als een industriële bedrijfstak zien en niet als een zorgsector (voor gezondheid, milieu, dieren). Normatief vervreemd betekent dat ze de dieren en mensen waar ze mee ‘werken’ als dingen zien. Boeren zouden het niet in hun hoofd halen om een baby weg te halen bij de moeder, maar in Nederland vertellen ze vaak met droge ogen dat dit voor koe en kalf het beste is. Expressieve vervreemding betekent hier dat veel boeren enerzijds zeggen goed voor hun dieren te zorgen, maar dat ze zich tegelijkertijd wel laten fotograferen met varkens met afgehakte staarten.
Deze drievoudige vervreemding is een direct gevolg van de kloof tussen productie en consumptie. Het tegenovergestelde – groei van cognitieve, normatieve en expressieve vaardigheden – ontstaat door de kloof te verkleinen via een grotere betrokkenheid bij voeding en landbouw.
Barrières die een ethische analyse van de kloof verhinderen
Net als de meeste lezers ben ik als stadskind geboren, met nauwelijks mogelijkheden om de drie dimensies van voedselvaardigheden te ontwikkelen: ik groeide op in de kloof. Wel herinner ik me heel goed paradijselijke vakanties op boerderijen. Mijn belangstelling voor landbouw is langzamerhand gegroeid en hoe meer ik mij erin verdiepte, hoe gefascineerder ik raakte door de complexiteit ervan en door de kundigheid waarmee veel boeren en tuinders werken. Nog steeds heb ik het gevoel maar heel weinig te begrijpen van de ontzettend complexe netwerken rond landbouw, milieu, dieren en voeding. Filosofie, mijn studie, was ook een grote barrière voor een verdieping in deze materie, want je leert dat filosofie te maken heeft met het hogere – niet met het aardse en subjectieve – en met eeuwige, blijvende en universele zaken – niet met dingen die je opeet en daarmee (lijken te) verdwijnen. Er zijn heel veel filosofen die eten onbelangrijk vinden en deze filosofische barrière is onderdeel van de kloof. Ook zijn westerse filosofen heel erg geneigd te denken vanuit het individu, maar daarmee kom je niet zo ver als je de complexe maatschappelijke netwerken wilt begrijpen die ervoor zorgen dat individuen uiteindelijk kunnen eten.
Daarom wil ik de filosofie ombuigen naar concrete, aardse zaken die voor lichaam, geest en maatschappij van het grootste belang zijn. Daarnaast wil ik een totaalbeeld proberen te schetsen van wat er met voeding aan de hand is. Filosofie, als ‘de wetenschap van alles’, heeft instrumenten in huis om de grenzen tussen disciplines en benaderingen te overbruggen, en is daarom in staat een totaalbeeld te schetsen van wat er met voeding aan de hand is. Ik ben in de loop der jaren steeds kritischer geworden over de huidige conventionele landbouw, die veel chemische middelen en veel harde technologie gebruikt, die ervoor zorgt dat er steeds minder boeren zijn en dat steeds meer dieren als fabrieksinstrument worden gebruikt. Ik besef dat iedereen, ik ook, (nog steeds) afhankelijk is van de conventionele landbouw, dus kritiek dient genuanceerd te zijn. Toch vind ik dat de huidige conventionele landbouw als geheel, ondanks vele goede zaken, niet voldoet aan ethische maatstaven van duurzaamheid, dierenwelzijn en respect voor boeren en consumenten. De alternatieve vormen van landbouw verdienen veel meer aandacht, maar het is niet zo dat ze de oplossing voor alle problemen zijn. Bovendien verandert de conventionele landbouw ook, dus mag mijn blik niet eenzijdig zijn.
Gevolgen van de kloof en de vervreemding van voeding
De kern van de problemen waarmee de conventionele landbouw wordt geconfronteerd, is dat de kloof tussen productie en consumptie erdoor wordt aangemoedigd. Door steeds langere mondiale voedselketens raakt de productie verder en verder verwijderd van de consumenten en kunnen individuele schakels in de keten doen wat ze willen. Normatieve vervreemding is het gevolg: producenten zijn losgezongen van de normen van de consumenten en de consumenten verliezen de aandrang de productieprocessen normatief te beoordelen. Zowel producenten als consumenten lijken het spoor bijster te zijn. Belangrijke waarden als duurzaamheid, dierenwelzijn, respectvolle behandeling van boeren en andere werkers, veiligheid en gezondheid staan op het spel. Deze kwesties zijn de grote uitdagingen van wat de landbouw- en voedingssector is gaan heten. Ten onrechte wordt dat een sector genoemd, want landbouw en voeding hebben met alles te maken wat de mens tot mens en de samenleving tot samenleving maakt.
In de massamedia worden consumenten bijna wekelijks geconfronteerd met grote schandalen. Films als Our daily bread, Darwin’s Nightmare, We feed the world, Cowspiracy en Super Size Me tonen de donkere kant van ons voedselsysteem: sommige van de ergste problemen worden geëxporteerd naar de ontwikkelingslanden, maar vanwege de vaak uiterst negatieve toon van deze films en berichten blijven de kijkers en lezers vaak zitten met een gevoel van onmacht, van apathie zelfs. Machteloosheid, het gevoel dat je het systeem toch niet kunt veranderen, is het basale kenmerk van vervreemding en een gevolg van de kloof tussen productie en consumptie.
Veel producenten reageren niet cynisch of apathisch, maar juist agressief op de kloof. Ze zeggen: ‘O, wat is de consument toch dom’ of ‘Wat is de consument toch een emotioneel en irrationeel wezen’. Fresco (2012) beweert: ‘het is pervers dat de consument zoveel wil’ – te veel dierenwelzijn, te veel regulering van genetische modificatie, te veel nostalgie en te veel goed eten. Aan beide kanten is het vertrouwen weg, er is geen gesprek mogelijk en de voedselproductie wordt steeds meer gestuurd door wantrouwen, manipulatie en kortetermijnbelangen.
Drie intuïties: voedselvaardigheden, voedseldemocratie en voedselkwaliteit
Met dit boek wil ik de kloof tussen producenten en consumenten filosofisch en dus ook ethisch aanpakken. Daarvoor is eerst een goed gefundeerd overzicht van de complexiteit nodig en vervolgens geef ik mogelijkheden om die kloof te overbruggen. Ik heb drie intuïties die ik in de loop van dit betoog verder zal uitwerken. Ten eerste: burgerconsumenten (in het vervolg: consumenten) beschikken over een enorme kracht om de kloof te overbruggen, mits ze zich onder de juiste omstandigheden los kunnen maken van bepaalde remmende factoren. Ze kunnen dit doen door aan hun voedselvaardigheden te werken: door hun kennis, morele houding en esthetisch gevoel te ontwikkelen bij de keuze van ingrediënten, door lekker te koken en door lekkere maaltijden te maken waarmee ze sociale verbindingen versterken. Ten tweede kunnen deze vaardigheden alleen opbloeien in maatschappelijke netwerken en instituties, die overheden via voedseldemocratie stimuleren. Een derde intuïtie is dat alles wat met voeding te maken heeft, zowel natuur als cultuur, zowel feit als norm, zowel kwantiteit als kwaliteit, zowel product als proces is. Alleen rekening houden met kwantiteit, bijvoorbeeld met voedselzekerheid (genoeg te eten), leidt tot niets als niet ook de culturele waardering van voeding en van de voedselproductie wordt meegenomen. Adviezen om bepaalde gezonde voedingsmiddelen te eten zonder rekening te houden met de manier waarop mensen eten (en daarin van elkaar verschillen), zijn adviezen zonder verdere consequenties. Voeding is het natuurlijkste en meest sociale dat er is. Verhalen over mooie toekomstige voedselproducten leiden tot niets zonder begeleidende verhalen over de productieprocessen en hun betekenis voor milieu, landschap, steden, boeren en consumenten. Ik vermoed dat de huidige kloof alleen maar breder wordt als deze drie intuïties niet verder worden uitgewerkt en worden geleefd.
Verder lezen
Bekijk Goed eten. Filosofie van voeding en landbouw in onze Bookshop.
Lees volgende week ook het vervolg, een deel van het eerste hoofdstuk: Geschiedenis van de groeiende kloof.