Voor het eerst is er in Nederland uitgebreid onderzoek gedaan naar de markt voor tweedehands producten. Daaruit blijkt dat 62% van de Nederlanders in 2022 minstens één tweedehands product heeft gekregen, gekocht of geruild.
Hergebruik – het krijgen, kopen of ruilen van tweedehands producten – is een belangrijk middel om efficiënter met grondstoffen om te gaan. Als we een ander blij kunnen maken met een product dat nog best een ronde mee kan, kunnen we spullen langer gebruiken. Zo dragen we bij aan de doelstelling van de rijksoverheid: een volledig circulair Nederland in 2050.
‘Om hergebruik verder te stimuleren, hebben we nu voor het eerst in kaart gebracht hoe het er eigenlijk voor staat’, vertelt Juliane Kupfernagel. Ze werkt als adviseur monitoring circulaire economie en afvalstromen bij Rijkswaterstaat en heeft in opdracht van het ministerie van IenW het recente onderzoek naar hergebruik geleid. Dat bestaat uit een panelonderzoek onder een representatieve groep inwoners van Nederland, uitgevoerd door Kantar. De gegevens zijn aangevuld met omzetcijfers van Marktplaats en kringloopwinkels.
Het onderzoek richt zich op vijf productgroepen: textiel, meubels, elektrische apparaten, bouwmaterialen en overige producten. ‘Elke productgroep heeft op zijn eigen manier een grote invloed’, legt Kupfernagel uit. ‘Textiel is in massa bijvoorbeeld het kleinste onderdeel, maar qua stuks de grootste categorie. Voor meubels is de verdeling precies omgekeerd: dat zijn relatief grote en zware producten, waarvan het hergebruik in stuks juist laag is.’
Het onderzoek maakt onderscheid tussen vier overkoepelende afzetkanalen: fysieke winkel/markt (zoals kringloopwinkels en rommelmarkten), onlineplatform (zoals Marktplaats en Vinted), particulier/schenking (vrienden, familie en ruilinitiatieven) en overige kanalen.
Kupfernagel ziet opvallende verschillen tussen die kanalen. ‘Tweedehands meubels worden voornamelijk online gekocht. Tweedehands textiel wordt juist vaak via particuliere weg verkregen – in 2022 gemiddeld vier stuks per persoon.’
Het is overigens de eerste keer dat de informele markt voor hergebruik is onderzocht, vertelt Kupfernagel. ‘Het gaat dan om tweedehands spullen die je van familie, vrienden of kennissen krijgt. Dat percentage zit rond de 30% en vormt daarmee een substantieel onderdeel van alle hergebruik.’
Dat is relevante informatie voor beleidsmakers, zegt Kupfernagel. ‘We hebben nu inzicht in massa, aantallen en afzetkanalen. Daarmee kunnen zij gerichter hergebruik stimuleren en doelen kwantificeren en checken. Waar zijn quick wins te behalen? Wat loont het meest? Ons onderzoek helpt bij het beantwoorden van die vragen.’
Tegelijkertijd staan er nog genoeg vragen open. ‘Hoe weet je welke invloed de aanschaf van tweedehands producten heeft op het totale koopgedrag van consumenten? Kopen zij een gebruikt product in plaats van een nieuw product? Of kopen ze extra – en zorgt hergebruik dus voor méér consumptie? Het is een complex onderwerp.’
Het onderzoek naar hergebruik wordt voortaan periodiek uitgevoerd door alle EU-lidstaten. ‘Dat betekent dat we alle Europese onderzoeken kunnen vergelijken. Welke onderzoeksmethoden gebruiken andere landen? Kunnen we iets leren van andere lidstaten? Wat doen zij anders – en zou dat in Nederland ook kunnen werken?’
Kupfernagel is ervan overtuigd dat het onderzoek bijdraagt aan een volledig circulair Nederland. ‘Er is echt behoefte aan deze informatie. Niet alleen bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, maar ook bij bijvoorbeeld woonwinkels en kringloopwinkels. Zij krijgen nu een beter beeld van de omvang van de tweedehands markt. Aan de hand van dit rapport kunnen zij hun strategie aanscherpen en groeikansen benutten.’