Het Internationaal Gerechtshof (IGH) heeft op woensdag 23 juli voor het eerst advies gegeven over de juridische verplichtingen van staten op het gebied van klimaatverandering. In dit historische advies maakt het Hof duidelijk dat het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu een mensenrecht is en dat staten onder internationaal recht verplicht zijn klimaatverandering aan te pakken en mensenrechten te beschermen. Die verplichtingen gaan onder meer over het beperken van uitstoot (mitigatie), het nemen van aanpassingsmaatregelen (adaptatie), het voorkomen van ernstige schade aan mens (huidige en toekomstige generaties) en milieu en, waar nodig, het herstellen daarvan.
Ondanks dat de uitspraak niet juridisch bindend is, heeft deze wel gewicht: het ICJ is het hoogste gerechtelijke orgaan binnen de Verenigde Naties. Het Hof onderstreept dat klimaatverandering niet alleen een ecologische of politieke uitdaging is, maar ook een mensenrechtenkwestie, en een zaak van internationaal recht. De uitspraak draagt bij aan de verdere ontwikkeling van het internationaal recht op het gebied van milieu, mensenrechten en de verplichtingen van staten.
De adviesprocedure is gestart op initiatief van de eilandengroep Vanuatu en andere eilandstaten die extra kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging en extreme weersomstandigheden. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vroeg het IGH welke verplichtingen staten hebben om huidige en toekomstige generaties tegen klimaatverandering te beschermen en wat de (juridische) gevolgen zijn als zij daarin tekortschieten. De adviesvraag werd ondersteund door meer dan 130 landen.
Twee vragen lagen voor bij het Hof:
Wat zijn de verplichtingen van staten onder internationaal recht met betrekking tot klimaatverandering?
Wat zijn de juridische gevolgen voor staten die aanzienlijke schade hebben toegebracht aan het klimaat en andere delen van het milieu?
Het Hof benadrukt dat klimaatverandering grote risico’s oplevert voor mensenrechten. Het gaat onder andere over het recht op leven, het recht op gezondheid, het recht op privacy en gezinsleven, en het recht op een toereikende levenstandaard, waaronder toegang tot water, voedsel en huisvesting.
Volgens het Hof is een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu een noodzakelijke voorwaarde voor het daadwerkelijk uitoefenen van mensenrechten. Omdat mensenrechten en milieubescherming met elkaar samenhangen, kunnen staten hun mensenrechtenverplichtingen niet nakomen zonder ook het leefmilieu als mensenrecht te beschermen. Het Hof concludeert daarom dat het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu onder internationaal recht een mensenrecht is dat essentieel is voor het waarborgen van andere mensenrechten. Staten zijn daarom verplicht om:
De uitstoot van broeikasgassen te beperken om verdere schade aan klimaat en milieu te voorkomen (mitigatie);
Maatregelen te nemen om mensen te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering die zich nu al voordoen, zoals hittegolven, zeespiegelstijging, overstromingen of watertekorten (adaptatie);
Samen te werken met andere landen en internationale afspraken na te komen;
Extra aandacht te hebben voor kwetsbare groepen en toekomstige generaties;
Mensenrechten te beschermen.
De precieze invulling van deze verplichtingen verschilt per land, maar de richting is duidelijk: staten mogen niet stilzitten.
Het Hof maakt duidelijk dat staten aansprakelijk kunnen worden gehouden als zij hun internationaalrechtelijke verplichtingen niet nakomen. Volgens het Hof kunnen hierin verschillende wegen worden bewandeld. Die aansprakelijkheid geldt bijvoorbeeld wanneer een land geen serieuze maatregelen neemt om de uitstoot te beperken, mensen onvoldoende beschermt tegen de gevolgen van klimaatverandering en mensenrechten in het geding komen. Dan kan sprake zijn van een schending van internationaal recht. In zulke gevallen moet een staat stoppen met het schadelijke handelen of nalaten, en herhaling daarvan voorkomen. Als er schade is, kan een staat ook worden verplicht die te herstellen, bijvoorbeeld via compensatie. Het Hof benadrukt dat dit per geval moet worden beoordeeld.
De uitspraak van het IGH bevestigt dat ook Nederland duidelijke verplichtingen heeft om het klimaat te beschermen en mensen te behoeden tegen de gevolgen van klimaatverandering. Die verplichtingen volgen uit internationale verdragen zoals het Klimaatakkoord van Parijs en mensenrechtenverdragen, én uit internationaal gewoonterecht.
Voor Nederland betekent dit:
De uitstoot van broeikasgassen moet verder omlaag. Nederland moet alles in het werk stellen om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord van Parijs en de Europese Klimaatwet. Daarbij moet het beleid zijn gebaseerd op de best beschikbare wetenschappelijke inzichten (bijvoorbeeld van het IPCC en de Europese Wetenschappelijke Klimaatadviesraad).
Klimaatbeleid moet mensenrechten beschermen. Het gaat dan onder meer om het recht op leven, gezondheid, een toereikende levensstandaard, en toegang tot water, voedsel en huisvesting. Ook moet Nederland extra aandacht hebben voor mensen in kwetsbare situaties en toekomstige generaties.
Mensen die nu al geraakt worden, moeten beschermd worden. Dat betekent onder meer het treffen van aanpassingsmaatregelen (adaptatie), zoals bescherming tegen hittegolven, overstromingen en watertekorten.
Nederland moet internationaal samenwerken. Dat betekent onder andere: bijdragen aan klimaatfinanciering, het delen van kennis en technologie, en samenwerken met andere landen om klimaatverandering aan te pakken. Vooral landen die extra kwetsbaar zijn, zoals eilandstaten, moeten daarbij ondersteund worden.
De uitspraak van het IGH is ook van belang voor inwoners van Caribisch Nederland. Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn de gevolgen van klimaatverandering al duidelijk te merken. Tegelijkertijd zijn de regels en beschermingsmaatregelen tegen klimaatverandering voor deze eilanden nog in ontwikkeling. In zijn werk vraagt het College daarom steeds aandacht voor de noodzaak van een volwaardig klimaatplan voor Caribisch Nederland en een gelijkwaardige bescherming van mensenrechten.
In oktober 2025 buigt de Nederlandse rechter zich over de rechtszaak die inwoners van Bonaire en Greenpeace hebben aangespannen tegen de Nederlandse Staat. Daarin staat de vraag centraal of Nederland genoeg doet om ook de inwoners van Caribisch Nederland te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering.
Het College heeft in zijn jaarlijkse rapportage over 2023 aandacht besteed aan het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu. Daarbij is ook stilgestaan bij wat de verplichtingen zijn van de Nederlandse overheid op basis van mensenrechten als het gaat om klimaatverandering.
In deel 1 (Juridisch kader) zijn de internationale en nationale (juridische) verplichtingen uitgewerkt die voortvloeien uit het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu.
In deel 2 (Klimaatverandering en mensenrechten) wordt ingezoomd op de vraag of het Nederlandse klimaatbeleid voldoet aan de eisen van artikel 8 EVRM. Daarbij wordt benadrukt dat mensenrechten kunnen helpen om klimaatbeleid beter te richten op bescherming, rechtvaardigheid en effectieve uitvoering.