Kamerleden spraken vandaag in een hoorzitting hun verontwaardiging uit met betrekking tot de schadevergoeding die energiebedrijf RWE eist van de overheid. RWE spant een arbitragezaak aan tegen de Nederlandse staat vanwege het sluiten van hun kolencentrale in de Eemshaven in 2030. De sluiting is een resultaat van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie (Kolenwet). De RWE claimt 1,4 miljard euro schadevergoeding van de overheid. Dit bedrag is gebaseerd op de waarde van de centrale en verwachte winstderving.
Roger Miesen (directeur RWE) opent de hoorzitting met een statement: “De RWE onderschrijft de energietransitie volledig. We begrijpen alleen niet dat deze wet is aangenomen zonder enige vorm van compensatie.” Miesen stelt dat de kolencentrale in Eemshaven gebouwd is op verzoek van de Nederlandse overheid. Een dergelijke centrale kan gemiddeld 40 jaar of langer mee, maar nu de overheid heeft besloten dat de centrale in 2030 dicht moet zal deze slechts 15 jaar kunnen draaien.
Daarom heeft RWE besloten om een schadevergoeding te eisen. Zij hebben eerder geprobeerd via andere weg compensatie te krijgen van de overheid, maar zonder resultaat. Miesen benadrukt hierbij dat de RWE alleen vraagt om schadevergoeding, niet om het terugdraaien van de wet.
Tom van der Lee (Groenlinks), initiatiefnemer van de hoorzitting, stelt dat de RWE had moeten zien aankomen dat een kolencentrale geen 40 jaar mee zou gaan, ondanks het feit dat de centrale op verzoek van de overheid is gebouwd. De centrale is in 2015 open gegaan, hetzelfde jaar waarin Urgenda haar eerste klimaatzaak tegen de staat won. Men mag ervan uitgaan dat ook de RWE toen al op de hoogte was van klimaatverandering. Miesen stelt echter dat de Raad van State in haar advies met betrekking tot de Kolenwet heeft aangegeven dat de wijziging niet voorzienbaar zou zijn geweest voor bedrijven.
Het tweede punt van kritiek van de Kamerleden is de hoogte van de schadevergoeding die RWE eist. Volgens van der Lee zit er al compensatie zit in de kolenwet, namelijk de honderden miljoenen aan subsidie voor biomassa die de RWE krijgt. Miesen is het hier niet mee eens, kolen vervangen door biomassa is geen compensatie volgens hem. Daarnaast worden er meerdere vragen gesteld over de hoogte van de claim, die door Matthijs Sienot (D66) zelfs ‘hilarisch’ wordt genoemd. De kolencentrale zou (veel) minder waard zijn dan 1,4 miljard euro, daarbij heeft de RWE nog 10 jaar om voldoende omzet te maken en schade te beperken. Miesen reageert dat de hoogte van de claim volgens gebruikelijke procedure is vastgesteld. Daarbij is arbitrage bedoeld om uiteindelijk tot een bedrag te komen, dus dit bedrag van 1,4 miljard is uiteraard nog geen voldongen feit.
De Kamerleden zijn ook kritisch op hoe RWE als bedrijf nu eenmaal een zakelijk risico heeft genomen, en hiervoor niet de belastingbetaler moet laten betalen. Zoals Sandra Beckerman (SP) het formuleert: “Jarenlang heeft u geprofiteerd van het gebrek aan klimaatbeleid, en nu worden de kosten afgewenteld op de samenleving.” Ook andere partijen roepen op om overheidsgeld niet aan een rechtszaak te vergooien, geld dat beter aan de energietransitie uitgegeven zou kunnen worden. Dat is echter niet het geval volgens Miesen: “Elke euro die we zouden krijgen wordt geïnvesteerd in hernieuwbare energie. Het is dus geen weggegooid geld.”
Chris Stoffer (SGP) is een van de weinige Kamerleden die de RWE gelijk geeft in het starten van deze procedure. Hij vraagt wat het zou betekenen voor de bedrijfsvoering en transitie als RWE de claim verliest. Miesen antwoordt dat dit nadelig zou zijn voor de energietransitie, aangezien RWE hier een belangrijke bijdrage aan zou kunnen leveren. “Zonder compensatie hebben wij minder investeringsruimte voor hernieuwbare energie.”
De arbitragezaak is een internationale procedure voor het International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) op basis van het Energie Handvest Verdrag (ECT). Er is al eerder kritiek geweest op de toetreding van Nederland tot het ECT. Reden hiervoor was dat energiebedrijven de arbitrage zouden kunnen gebruiken om klimaatwetgeving aan te vechten, zoals nu gebeurt, of om procedures te vertragen.
Omdat de RWE een Duits bedrijf is, kunnen zij zich in een zaak tegen Nederland beroepen op deze internationale procedure. De Kamerleden zijn echter kritisch op deze keuze voor internationale arbitrage, aangezien de weg naar de Nederlandse rechter ook open stond. Agnes Mulder (CDA) ziet hierin een wantrouwen jegens de Nederlandse rechter. De RWE is overigens ook van plan om een procedure voor de Nederlandse rechter te starten.
Miesen sloot de hoorzitting af met een oproep aan de Kamerleden om samen te werken in plaats van te vechten: “Samenwerking tussen de overheid en bedrijfsleven zal nodig zijn in deze energietransitie. We moeten het samen doen.”