Het Nederlands voedingspatroon kan gezonder en duurzamer, zonder dat dit voor de consument meer geld hoeft te kosten. Dit geldt voor alle sociaaleconomische groepen in Nederland. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Reina Vellinga (RIVM). Al bij kleine aanpassingen eten we veel gezonder, en met minder impact op het milieu. Zo kan de uitstoot van broeikasgassen met een kwart dalen. Om het voedselpatroon aan te passen, moet de overheid volgens Vellinga inzetten op een verandering van het hele voedselsysteem. Daarvoor is een samenhangend pakket aan effectieve maatregelen, zoals prijsaanpassingen, nodig.
Zo’n pakket aan maatregelen kan consumenten helpen om betere voedselkeuzes te maken. Want het huidige beleid gericht op gezonder en duurzamer eten is volgens Vellinga onvoldoende en te versnipperd. Een overkoepelende, gezamenlijke langetermijnstrategie en meer samenwerking tussen overheden onderling en tussen overheid, bedrijven en consument, kunnen de veranderingen versnellen.
Consumenten kunnen door andere voedselkeuzes te maken bijdragen aan hun eigen gezondheid en de impact van hun voedingspatroon op het milieu. Denk aan het minder eten van ongezonde voedingsmiddelen met veel verzadigd vet, suiker, en zout of dierlijke voedingsmiddelen, zoals rood en bewerkt vlees. Maar, zo stelt Vellinga, consumenten kunnen er niet alleen verantwoordelijk voor worden gehouden. Ze hebben bijvoorbeeld te maken met onder meer het aanbod van (ongezond en niet-duurzaam) voedsel in winkels. Daarom is het volgens haar nu tijd voor meer sturing vanuit de overheid. Ook is voor bedrijven een rol weggelegd, geholpen door duidelijke richtlijnen vanuit de overheid.
Maatregelen waarvan bekend is dat deze impact hebben, zijn bijvoorbeeld prijsaanpassingen. Denk aan het goedkoper maken van gezonde en duurzame voedingsmiddelen en het duurder maken van ongezonde en niet-duurzame voedingsmiddelen. Zo liet eerder RIVM-onderzoek al zien dat een prijsverhoging (via een hogere belasting) in combinatie met informatie over de milieuschade door vleesproductie, zorgt voor het kopen van minder vlees (-36%).
Het combineren van maatregelen, zoals het informeren over betere keuzes door een voedselkeuzelogo als Nutri-Score, en een update van de nationale voedingsrichtlijnen, kan helpen om de impact van prijsmaatregelen te versterken. Verder kan het vergroten van het aanbod aan gezond en duurzaam voedsel en de promotie van gezonde en duurzame voedingsmiddelen, zoals via aanbiedingen, consumenten helpen om voor deze voedingsmiddelen te kiezen. Fabrikanten kunnen een bijdrage leveren met de samenstelling van voedingsmiddelen. Wat Vellinga betreft zou het goed zijn om hen te verplichten om voedingsmiddelen gezonder (minder verzadigd vet, suiker en zout) of duurzamer (minder dierlijke ingrediënten/eiwitten/milieu-impact verlagen) te maken.
Vellinga promoveert vandaag aan de Wageningen University & Research.