Europese duurzaamheidsregelgeving brengt complexe uitdagingen voor het bedrijfsleven met zich mee. Het Omnibusvoorstel moet hier volgens de Europese Commissie verandering in brengen. Het voorstel streeft naar versimpeling van het regelgevingskader, vermindering van administratieve rapportagelasten en beperking van de doorwerking van deze verplichtingen naar kleinere bedrijven. Wij bespreken de belangrijkste gevolgen van het Omnibusvoorstel voor de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), Jaarrekeningrichtlijn en Auditrichtlijn.
Het Omnibusvoorstel beoogt een beperking van de formele reikwijdte van de CSRD door aanpassing van de Jaarrekeningrichtlijn. De duurzaamheidsrapportageverplichtingen zouden enkel van toepassing moeten worden op ondernemingen met gemiddeld meer dan 1.000 werknemers gedurende het boekjaar. Daarnaast blijft vereist dat de onderneming in dat boekjaar een nettowinst van meer dan €50 miljoen heeft, en/of een balanstotaal van meer dan €25 miljoen. Naar verwachting vermindert dit het aantal rapportageplichtige ondernemingen met ongeveer 80%.
Indien het Omnibusvoorstel wordt aangenomen, wordt de toepassing van de CSRD over het boekjaar 2024 volledig geschrapt. Het gevolg is dat de eerste duurzaamheidsrapportages pas in de volgende fase, over het boekjaar 2025, worden opgesteld.
De Europese Commissie publiceerde ook – parallel aan het Omnibusvoorstel – het voorstel om bedrijven die in 2026 of 2027 moeten rapporteren (over de boekjaren 2025 of 2026), twee jaar uitstel te verlenen. Het gevolg is dat deze ondernemingen de duurzaamheidsrapportering zullen moeten opstellen in 2028 of 2029 (over de boekjaren 2027 of 2028).
Voor bedrijven in EU lidstaten die de CSRD al hebben geïmplementeerd, hebben deze wijzigingen pas gevolgen zodra het nationale recht hierop is aangepast. Omdat de Nederlandse implementatie van de CSRD nog niet is voltooid, kan de Nederlandse wetgever deze wijzigingen relatief eenvoudig in de concept implementatiewetgeving verwerken.
De Europese Commissie wil de eerste set European Sustainability Reporting Standards (ESRS) binnen zes maanden na aanname van het Omnibusvoorstel herzien. Het doel is om de standaarden te versimpelen en te stroomlijnen ten behoeve van de rechtszekerheid, door het aanzienlijk reduceren van het aantal verplichte rapportage datapunten. In het kader van beperking van de hoeveelheid datapunten kiest de Europese Commissie er ook voor geen sectorspecifieke standaarden te introduceren.
Ook bevat het Omnibusvoorstel enkele wijzigingen in de duurzaamheidsrapportagestandaarden. Zo wenst de Europese Commissie vrijwillige standaarden te introduceren voor niet-rapportageplichtige ondernemingen. Deze standaarden zullen vergelijkbaar zijn met de Europese duurzaamheidsrapportagestandaarden voor het midden- en kleinbedrijf, de VSME-standaarden, die zijn opgesteld door de EFRAG.
In het kader van de accountantscontrole stelt de Europese Commissie voor aan te blijven sluiten bij de beperkte zekerheid (limited assurance) die initieel onder de CSRD is vereist. Er wordt in de toekomst dus niet bewogen naar een uitgebreidere accountantscontrole op basis van redelijke zekerheid (reasonable assurance). Dit voorkomt volgens de Europese Commissie een toekomstige toename in kosten voor rapportageplichtige bedrijven.
In tegenstelling tot de CSRD, vereist de CSDDD in beginsel geen lidstaatimplementatie op basis van maximum harmonisatie. Volgens de huidige CSDDD mogen EU-lidstaten geen aanvullende voorschriften introduceren op bepaalde onderdelen van het gepaste zorgvuldigheidsproces, maar voor het overige zijn zij vrij aanvullende en/of strengere regelingen te introduceren dan voorgeschreven. In de consultatiereactie op het Wetsvoorstel internationaal verantwoord ondernemen, dat strekt ter implementatie van de CSDDD, gaf Houthoff eerder aan dat ontbreken van het vereiste van maximumharmonisatie niet bijdraagt aan het creëren van een ‘gelijk speelveld’ binnen de Europese Unie. Het is daarom aan de wetgevers op nationaal niveau om vanuit de gedachte van een ‘gelijk speelveld’ te blijven handelen.
Vanuit eenzelfde gedachte verbiedt het Omnibusvoorstel om strengere regels te introduceren op verschillende onderwerpen, teneinde een lappendeken van wet- en regelgeving binnen de EU te voorkomen en administratieve lasten te beperken.
Het gepaste zorgvuldigheidsproces zou op verschillende aspecten worden gewijzigd, waaronder beperking van het belanghebbende-begrip en inperking van de te nemen maatregelen. Zo worden enkel ‘directe’ zakelijke relaties meegenomen in het onderzoek, waarbij enkel onder omstandigheden onderzoek wordt gedaan naar ‘indirecte’ zakelijke relaties. Daarnaast wordt de frequentie voor interne controle van het zorgvuldigheidsproces verlengd van één naar vijf jaar, wederom ter beperking van de nalevingslasten.
Het Omnibusvoorstel schrapt de EU-brede wettelijke aansprakelijkheidsregeling van de CSDDD met als doel ondernemingen te beschermen tegen overcompensatie. De voorgestelde wijzigingen handhaven de vereisten voor effectieve toegang tot het recht. Het recht op volledige schadevergoeding bij aansprakelijkheid van de onderneming voor het niet-naleven van de zorgvuldigheidseisen blijft in stand.
Hoewel het Omnibusvoorstel de EU Taxonomie niet rechtstreeks wijzigt, introduceert het een ‘opt-in’ regime voor grote ondernemingen met meer dan 1.000 werknemers en een netto-omzet van maximaal €450 miljoen, die beweren dat hun activiteiten (gedeeltelijk) zijn afgestemd op de EU Taxonomie. Met deze benadering zouden bepaalde nalevingskosten van de EU Taxonomie wegvallen. Daarnaast staat het Omnibusvoorstel deze ondernemingen toe verslag uit te brengen over activiteiten die voldoen aan een deel van de technische screeningcriteria van de EU Taxonomie.