Dat insecten een uitstekende bron van eiwitten zijn voor mensen en dieren, weten we al een tijdje. Maar dat hun poep en vervellingshuidjes als ze toegevoegd worden aan de bodem ook een positief effect hebben op de groei van planten is nog relatief onbekend.
‘Deze reststromen van insectenkweek kunnen de groei, gezondheid, bestuiving en weerstand van planten verbeteren en bevorderen duurzame gewasteelt’, stelt hoogleraar entomologie Marcel Dicke. Samen met collega-onderzoekers van Wageningen University & Research en het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) bespreekt hij de potentie van het toepassen van reststromen van insectenkweek in een opiniestuk in het tijdschrift Trends in Plant Science.
Bij het kweken van insecten bestaat de reststroom grotendeels uit twee onderdelen: vervellingshuidjes (ook wel exuviae genoemd) en frass (Duits voor ‘vraat’), dat volgens Marcel Dicke in feite bestaat uit insectenpoep en ongebruikt voer.
Wanneer de vervellingshuidjes en frass aan grond worden toegevoegd, bevorderen ze de groei en de gezondheid van het gewas. Insectenuitwerpselen zijn rijk aan stikstof, een voedingsstof die onmisbaar is voor de groei van planten, maar die in de meeste grond schaars is en vaak aan gewassen wordt gegeven in de vorm van kunstmest. Het exoskelet van insecten is rijk aan chitine, een polymeer dat de meeste organismen lastig kunnen verteren.
‘Er zijn echter diverse bacteriën die chitine kunnen metaboliseren, en die micro-organismen maken planten weerbaarder tegen ziekten en plagen’, vertelt Dicke. ‘Wanneer je vervellingshuidjes aan de grond toevoegt, neemt de populatie van die nuttige bacteriën toe.’
Dicke en zijn team zien de toepassing van bijproducten van de insectenkweek op gewassen als een nieuwe stap in de richting van een circulair voedselsysteem met heel weinig verspilling. De insecten krijgen afvalstromen van de akkerbouw of de voedselproductie als voer, waarna de insecten een voedselbron zijn voor de mens. Deze cirkel kan worden gesloten door de restanten van de insectenproductie te gebruiken om de groei van de gewassen te bevorderen. Nu moeten mensen er alleen nog enthousiast over worden.
Insecten – Dicke noemt ze ‘mini-vee’ – zijn al efficiënt te kweken, vooral als je het vergelijkt met de traditionelere veeteelt. Er is ongeveer 25 kilogram gras nodig om één kilo rundvlees te produceren. Met dezelfde hoeveelheid gras kun je tien keer zoveel eetbaar insecteneiwit produceren. Dit is te danken aan de hogere omzettingssnelheid van insecten en aan het feit dat tot 90 procent van het lichaamsgewicht van een insect eetbaar is, vergeleken met slechts 40 procent van een koe.
‘Ik heb krekels, meelwormen en sprinkhanen gegeten’, vertelt Dicke. ‘Veel mensen in ons deel van de wereld moeten wennen aan het eten van insecten, maar ik heb over de hele wereld allerlei andere insectensoorten gegeten en die smaakten uitstekend.’
Als volgende stap willen de wetenschappers de mogelijkheden van vervellingshuidjes ter bestrijding van plagen verder gaan onderzoeken. Wanneer een plant door een insect wordt aangevallen, kunnen de bladeren vluchtige stoffen produceren die natuurlijke vijanden van het plaagorganisme aantrekken. ‘Ik noem het de roep om hulp van de plant’, zegt Dicke. ‘Zo worden er bodyguards opgetrommeld.’
Dicke denkt dat er bij de wortels van de plant misschien een soortgelijk proces plaatsvindt. De micro-organismen die de chitine uit het insectenafval verteren, zouden ook bescherming van de planten kunnen opleveren door ziekteverwekkende schimmels af te breken en de plant weerbaar te maken tegen plagen. ‘Er is al gebleken uit onderzoek dat micro-organismen bij de wortels planten helpen door ze tegen ziekten te beschermen’, vertelt Dicke. ‘Nu onderzoeken we of plantenwortels micro-organismen aantrekken om te helpen bij de verdediging tegen plagen.’
Dit werk is ondersteund door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).