De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uit november 2014 die de ontpoldering van de Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen mogelijk maakt, hoeft niet te worden herzien. Dat de Westerschelde verontreinigd is met PFAS en dat dit een reden zou zijn om de Hedwigepolder niet onder water te zetten, is een argument dat de voormalige eigenaar van de Hedwigepolder eerder in zijn rechtszaak van acht jaar geleden had kunnen aanvoeren. Dit staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van vandaag (19 oktober 2022).
Volgens de voormalige eigenaar was de Afdeling bestuursrechtspraak in november 2014 tot een andere uitspraak gekomen als zij destijds had geweten dat het water van de Westerschelde ernstig is verontreinigd met PFAS. Bij de ontpoldering stroomt volgens hem met PFAS verontreinigd water de Hedwigepolder binnen waardoor de bodem verontreinigd raakt. Daarom verzocht hij de Afdeling bestuursrechtspraak om haar uitspraak van november 2014 te herzien. Om een onherroepelijke uitspraak van een rechter te kunnen herzien, gelden strenge wettelijke eisen. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is uitdrukkelijk niet bedoeld om een procespartij de gelegenheid te geven om argumenten die zij al eerder naar voren had kunnen brengen in een rechterlijke procedure, alsnog jaren later naar voren te brengen.
Herziening van een onherroepelijke uitspraak is slechts mogelijk “op grond van feiten of omstandigheden die bij de verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren en ook niet bekend konden zijn.” De PFAS-verontreiniging in de Westerschelde had naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak vóór de uitspraak in november 2014 “redelijkerwijs bekend kunnen zijn” bij de voormalige eigenaar, zodat hij zijn bezwaren daarover in de procedure over het rijksinpassingsplan acht jaar geleden naar voren had kunnen brengen. Uit rapporten en publicaties van vóór de uitspraak van 2014 blijkt dat er toen al metingen en analyses waren naar PFAS in de Westerschelde waarbij hoge gehaltes waren geconstateerd.
Met de uitspraak van vandaag heeft de Afdeling bestuursrechtspraak slechts beoordeeld of er reden was om haar uitspraak van november 2014 te herzien. Zij heeft hiermee geen uitspraak gedaan over de gegevens van PFAS-verontreiniging in de Westerschelde op dit moment en of deze mogelijk gevolgen heeft voor het project van ontpolderen.
Met de uitspraak van november 2014 werd de ontpoldering van de Hedwigepolder mogelijk gemaakt. Ontpoldering is volgens het kabinet nodig als zogenoemde instandhoudingsmaatregel voor het beschermde natuurgebied ‘Westerschelde en Saeftinghe’. Zij gold als voorwaarde bij het Verdrag tussen Nederland en België ter compensatie van het uitdiepen van de Westerschelde, waardoor grote schepen de haven van Antwerpen kunnen blijven bereiken. De bedoeling is om niet alleen de Hedwigepolder, maar ook de aangrenzende Prosperpolder in België te ontpolderen. De ontpoldering gebeurt door de omliggende dijken zo te verlagen dat water instroomt vanuit de Schelde en Westerschelde en er een waterrijk natuurgebied ontstaat. De feitelijke ontpoldering heeft nog niet plaatsgevonden.
ECLI:NL:RVS:2022:3003