Uit gesprekken met ruim 100 gemeenten blijkt dat ze nog vragen hebben over het Ontwerpbesluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Bgiw). Zo hebben gemeenten zorgen over de betaalbaarheid voor inwoners en de uitvoeringsplicht voor gemeenten. We hebben dit onder de aandacht gebracht bij de Tweede Kamer.
Lees onze inbreng voor het SO ontwerp Bgiw (pdf, 179 kB)
Het Bgiw is een uitwerking van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw). De Wgiw geeft gemeenten onder andere de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen waar op termijn de levering van aardgas stopt. Gemeenten geven aan dat dit een zware beslissing is die zij alleen kunnen nemen wanneer er duidelijke kaders zijn die hen, inwoners en bedrijven rechtszekerheid bieden.
De afgelopen weken bespraken we met meer dan 100 gemeenten of de kaders uit het Bgiw voor hen voldoende zijn om deze bevoegdheid in te zetten. Hieruit zijn verschillende aandachtspunten uitgekomen:
Over de betaalbaarheid voor inwoners zijn voor gemeenten nog veel zaken onduidelijk of niet afdoende geregeld. Een van de kaders is bijvoorbeeld dat gemeenten volgens de Bgiw de aanwijsbevoegdheid alleen kunnen inzetten als minimaal 70% van de bewoners de kosten binnen 30 jaar terugverdient. Maar met dit kader kunnen stijgende maandlasten voor kwetsbare bewoners op korte termijn nog steeds tot een probleem leiden. Ook maken we ons zorgen over de overige 30% inwoners voor wie het kader geen vangnet biedt.
Als gemeenten in het warmteprogramma een gebied opnemen dat mogelijk van het aardgas afgaat, moeten zij dat besluit binnen 5 jaar operationaliseren. Bij het vaststellen van het warmteprogramma hebben gemeenten echter nog onvoldoende zicht op de daadwerkelijke haalbaarheid en betaalbaarheid. Wij vinden het te vroeg voor een uitvoeringsplicht, dit zorgt mogelijk zelfs voor lagere ambities.
Gemeenten hebben naar verwachting maar een half jaar tussen inwerkingtreding van de wet en het verplicht vaststellen van een warmteprogramma per 31 december 2026. Dat zou minimaal 1 jaar moeten zijn. Gezien de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026 is een half jaar voor een deel van de gemeenten te kort om dit besluit met het (nieuwe) college te nemen en steun vanuit de gemeenteraad te krijgen. Ook is in veel gevallen een MER-procedure nodig.
Volgens het Bgiw moeten utiliteitsgebouwen in beginsel ook van het aardgas af in een gebied waar de levering op termijn stopt. Verduurzaming van gebouwen moet daarbij leidend zijn, boven verduurzaming van bedrijfsprocessen. Ook kan de aanwijsbevoegdheid in beginsel niet worden gebruikt in gebieden met industriële bedrijven. Gemeenten, en ook bedrijven, hebben meer duidelijkheid nodig over welke type bedrijven of bedrijfsprocessen in welke gebieden wel of niet meegenomen mogen worden.
Gemeenten hebben tot 2030 zekerheid over (een deel van de benodigde) uitvoeringsmiddelen. Maar de Bgiw vraagt gemeenten verplichtingen aan te gaan voor de periode daarna (2036). Het is daarom noodzakelijk dat gemeenten langetermijnzekerheid krijgen over uitvoeringsmiddelen, zodat zij weten hoeveel capaciteit en middelen er zijn om het warmteprogramma uit te voeren.
De minister heeft het doel dat gebouwen in 2050 geen fossiele energie meer gebruiken uit de Bgiw gehaald. Gemeenten betreuren dit omdat het hen een duidelijke stip op de horizon bood en zij het ervoeren als steun in het vormgeven van de warmtetransitie op lokaal niveau, onder meer om draagvlak te krijgen.