Een gesprek met Nienke Homan (voorzitter VNCI, branchevereniging chemische bedrijven) en Marjolein Demmers (directeur en bestuurder Stichting Natuur en Milieu) met als centrale vraag: moet alle Nederlandse industrie vergroenen en daarmee voor Nederland behouden blijven of moeten we kiezen tussen industrieën?
In het debatcentrum Pakhuis de Zwijger organiseerde de NVDE op 18 maart een discussie over de wenselijkheid van een groene industriepolitiek. PONT, vakblad energie en duurzaamheid sprak daarover door met Nienke Homan en Marjolein Demmers. De centrale vraag was of alle Nederlandse industrie moet vergroenen en daarmee voor Nederland behouden blijven of dat we moeten kiezen tussen industrieën.
Demmers: ‘Dat is een terechte vraag. De Nederlandse industrie moet vergroenen om de klimaatdoelen te halen en de klimaatverandering beperkt te houden. Maar dat betekent niet per se dat alle industrie voor Nederland behouden moet en kan blijven. Het een-op-een verduurzamen van de industrie vraagt enorm veel duurzame energie. Daarvoor zijn heel veel wind- en zonne-energie, waterstof en biomassa nodig. Je kunt natuurlijk bio-grondstoffen en waterstof importeren, maar toch. Verder is het de vraag of dat allemaal gaat passen, hoeveel ruimte ervoor is. De energie-intensieve industrie is bovendien gebouwd op goedkoop fossiel gas. Dat wordt afgebouwd als we overgaan naar een duurzame energievoorziening. De industrie verandert daarmee en zal vanwege het wegvallen van het goedkope gas voor een deel haar concurrentiepositie verliezen. In Zuid-Europa en buiten Europa wordt energie goedkoper, dus is het dan logisch dat alle industrie hier blijft? Ook aan de vraagkant gaat veel veranderen. Je mag bijvoorbeeld aannemen dat de vraag naar benzine en diesel zal dalen. Er zijn dus veel redenen om een industriepolitiek te gaan voeren die is gekoppeld aan een afbouw van de fossiele energie en een overgang naar een circulaire economie. We hebben daar als Natuur & Milieu een rapport over laten opstellen door CE Delft, dat beschrijft hoe een fossielvrije industrie eruitziet. We willen het maatschappelijke debat hierover voeren. Het gaat dan om de vraag welke industrie past bij een duurzaam en circulair Nederland.’
In het vorige nummer van het vakblad zei Bernard ter Haar, de voorzitter van het Expertteam Energiesysteem 2050, dat de veertien grootste energie-gebruikende bedrijven in Nederland hun hoofdvestiging in het buitenland hebben. Dáár worden dus de besluiten genomen. Nederland heeft volgens hem een vorm van industriepolitiek nodig om met die bedrijven in gesprek te gaan. De vraag is of de energie-slurpende bereiding van bunkerbrandstoffen voor de scheepvaart, de basis metaal en de chemie niet beter in het buitenland kunnen worden uitgevoerd, net als het maken van kunstmest. Moet de overheid hierbij niet veel meer de regie nemen?
Homan: ‘We hebben in Nederland de kennis en daarmee ook de verantwoordelijkheid om een grote rol te nemen in het verduurzamen van industriële processen. We kunnen dit! Bedrijven moeten de ruimte hebben om te ontwikkelen en te innoveren en de overheid schetst de doelen en de kaders. Bovendien wil je voor heel veel zaken niet afhankelijk zijn van andere landen. Strategische economische onafhankelijkheid is een groot goed. Je kunt nu wel denken: we halen alles uit andere landen, maar ook daar groeit de vraag. Bij een tekort kun je je voorstellen dat wij – Europa – niet per definitie voor aan in de rij staan.
Ik denk ook niet dat je hele productgroepen moet willen weren. Zo werkt het niet. De overheid kan wel voorwaarden stellen aan de markt. De overheid kan ook faciliteren: door ruimte te scheppen en door zich te richten op nieuwe industrie en die te stimuleren, bijvoorbeeld door het creëren van een afzetmarkt voor groene producten. De nieuwe industrie van duurzame producten komt veelal voort uit innovaties van binnen de bestaande industrie. En die nieuwe industrie en manier van produceren en consumeren goed op gang brengen, vergt verandering van alle spelers. We gaan van een lineaire naar een circulaire economie.
Het circulair worden van de economie vraagt meer ruimte en meer energie. Het gaat daarbij zowel over chemisch recyclen als mechanisch recyclen. Beide technieken hebben een belangrijke rol te spelen. Mechanisch recyclen is energie-efficiënter, maar chemisch recyclen heeft als grote voordeel dat je veel meer vervuild afval kunt verwerken en meer toepassingen hebt, bijvoorbeeld in voeding. Door afval echt als grondstof te gaan inzetten, krijg je sowieso te maken met nieuwe spelers, andere grondstoffen en andere toepassingen. Die nieuwe economie moet volgens mij vooral Europees ingevuld worden. De weg daarheen, die is er nog niet.’
Demmers: ‘De overheid is uiteindelijk verantwoordelijk voor het totaalplaatje, want bij schaarste gaat het ook om keuzes maken, in het belang van onze economie van morgen. Welke industrie vinden we uiteindelijk passen bij onze nieuwe omstandigheden? Wat is het noodzakelijke afbouwpad van fossiele brandstoffen en grondstoffen dat past bij onze klimaatdoelen? Cruciaal is sowieso de beschikbaarheid van het stroomnetwerk. Zonder kunnen bedrijven niet elektrificeren en verduurzamen. Een andere complicatie is dat we nu nog veel te weinig duurzame energie en groene grondstoffen hebben.’
Homan: ‘Over energie wordt momenteel nagedacht tot het jaar 2030. Feitelijk is er nog geen visie op de behoefte aan duurzame energie en de beschikbaarheid van grondstoffen voor de periode na 2030. Je ziet nu al dat de bedrijven klaar zijn om de doelen uit de Green Deal te gaan halen, maar dat de beschikbare infrastructuur en duurzame energie achterblijven.
Demmers: ‘Het blijft passen en meten. Als we de huidige Nederlandse industrie op duurzame energie willen laten werken, hebben we zo’n 72 GW nodig, bijna twee keer de omvang van wind op zee dan nu op de Noordzee gepland is voor 2050. Voorlopig is wind op zee nog hard nodig voor direct te gebruiken duurzame elektriciteit en niet voor het maken van grote volumes waterstof, want daarmee gaat te veel verloren. Momenteel komt ook de duurzame inzet van biomassa onder druk te staan door de plannen voor biomassacentrales. Hernieuwbare koolstofrijke grondstoffen zijn juist in de toekomstige fossielvrije economie heel erg nodig, ter vervanging van fossiele grondstoffen. Daarom moet je grondstoffen als biomassa niet meer inzetten als brandstof, maar primair als grondstof.’
Via de maatwerkafspraken krijgt in principe elk bedrijf met een geloofwaardig verduurzamingsplan overheidssteun om het roer de groene kant op te gooien. Wat vinden jullie van die afspraken?
Homan: ‘Die zijn heel belangrijk. De maakindustrie gebruikt zo’n 80 procent van de grondstoffen die afkomstig zijn uit de chemie. Als de chemische industrie vergroent, wordt het voor de maakindustrie ook veel gemakkelijker om te vergroenen. In totaal moeten de vijftien grootste industriële uitstoters via de maatwerkafspraken hun uitstoot in 2030 met 16 Mton hebben verminderd ten opzichte van 2021. Dat is een heel complexe opgave. En het feit blijft dat de kosten ervan hoog zijn. Een groot probleem is de beschikbaarheid van aansluitmogelijkheden op het energienet. Een issue dat uiteraard ook speelt bij alle kleinere chemische bedrijven die niet onder deze aanpak vallen.’
Demmers: ‘We zijn het uiteraard eens met het doel van de maatwerkafspraken: een snellere CO2-reductie in de industrie. Maar er moet meer mogelijk zijn. We pleiten voor een versnelling en voor het tegengaan van over-subsidiëring, zodat je niet maatregelen die toch al moeten nog eens extra subsidieert. Daarnaast willen we onafhankelijk toezicht op het nakomen van de afspraken, en sanctiemogelijkheden als dat niet gebeurt. En eerlijk gezegd stellen we ons ook de vraag of het wijs is sectoren te subsidiëren waarbij je twijfelt aan hun bestaansrecht op de lange termijn. Het lijkt ons belangrijk om ook te kijken naar nieuwe industriële activiteiten, die nog moeten worden opgebouwd en die óók steun verdienen.
Sabic besloot niet te investeren in een Naftakraker op Chemelot. Omgekeerd stromen er ook berichten binnen over investeringen in bijvoorbeeld waterstof die maar niet tot stand komen. Wat zegt dat volgens jullie?
Demmers: ‘De vraag is: wat heb je nodig voor de industrie van morgen? Aan dit soort fossiele activiteit hebben we in Nederland geen gebrek. Bij Chemelot speelt net als overal de onzekerheid over nieuwe aansluitingen op het elektriciteitsnet. Als die er niet op korte termijn komen, gaat men niet investeren. Die noodzakelijke verzwaring van het stroomnet is heel spannend. En bij waterstof hebben we bovendien niet het vooruitzicht dat het fijn goedkoop spul gaat worden.’
Homan: ‘Dat ligt eraan. Als de productieschaal toeneemt, gaat de prijs naar beneden, dat is met alle energie zo. We hebben in alle gevallen waterstof nodig en moeten dus kijken hoe iets wel kan. Doorbraken zijn hard nodig!’
Demmers: ‘Ik zie de waterstof in Nederland voorlopig nog wel duur blijven, want onze stroom is ook duurder dan in sommige andere landen. De beschikbaarheid van groene stroom neemt toe, maar die stroom wordt ook steeds sneller en meer geclaimd. In zijn totaliteit past het allemaal niet zonder het maken van keuzes en zonder energiebesparing.’
Homan: ‘De kern is dat we gewoon te weinig duurzame energie hebben. De mensen van XR op de A12 zouden eigenlijk vooral moeten gaan demonstreren voor meer duurzame energie, veel meer wind en zon. En daaraan gekoppeld de noodzakelijke ruimte op en slim gebruik van het energienet. Daarmee maak je echt impact. En terugkomend op het voorbeeld: Sabic gaat bij Chemelot juist wél investeren in plastic recycling en er zijn vergaande plannen voor elektrisch kraken. Al met al de gewenste richting dus.’
Het kabinet deed voorstellen voor een extra CO2 -heffing voor de industrie, bovenop de ETS. Hoe is dat gevallen bij jullie?
Homan: ‘Dit type veranderingen van beleid halverwege de rit is funest voor het bedrijfsleven. Om te vergroenen, moeten er enorme meerjarige investeringen gedaan worden. Op deze manier kun je geen businesscase bouwen, laat staan die sluitend krijgen. Je moet niet steeds tijdens het spel de spelregels veranderen. Bedrijven zijn soms al tijden in gesprek via de maatwerkafspraken om tot een investeringsbesluit te komen. Dan fietst dit erdoorheen. Het gaat juist om voorspelbaarheid. Het Europese emissiehandelsstelsel functioneert prima, laat het daarbij.’
Demmers: ‘Volgens ons blijft een aanvulling op de ETS wel hard nodig om de beoogde extra reductie van 4 Mton voor de industrie en daarmee de klimaatdoelen te halen. De Nederlandse CO2-heffing die is aangekondigd in 2019 is een marginale heffing, bedoeld als drukmiddel voor het realiseren van het CO2-reductiedoel van de industrie. Hij gaat zo worden ingevuld dat als je daadwerkelijk verduurzaamt, je niet met de heffing te maken hebt. Er wordt gewerkt met een benchmark: hoe presteer je ten opzichte van vergelijkbare bedrijven? Doe je dit goed, dan betaal je helemaal niet. Dat is eerlijk en voorspelbaar, en zorgt dat de Nederlandse industrie op tijd in beweging komt. De laatste cijfers van de Nederlandse Emissieautoriteit laten ook zien dat dit nodig is. Een groot deel van de Nederlandse industrie presteert slechter dan de Europese industriebenchmarks en de behaalde emissiereductie onder het ETS is vooral te danken aan verduurzaming van de elektriciteitssector.’
In een interview in Het Financieele Dagblad zeg je (Nienke Homan) dat de nieuwe regering moet bepalen wat voor economie we in Nederland willen hebben en waarin we goed willen zijn. Daarmee stel je je wel kwetsbaar op. Wat nu als een regering stelt dat er voor chemie minder ruimte is? Of andersom, als er een regering komt die het juist minder nauw neemt met milieu en duurzaamheid?
Homan: ‘Wat nodig is, zijn rigoureuze maatregelen om de Klimaatdoelen te halen waarbij de bedrijven handelingsperspectief hebben. Denk ook aan iets als de Crisis- en herstelwet, die ingezet kan worden voor de versnelling van infrastructurele projecten.
We moeten echt gaan kijken naar wat voor soort economie we eigenlijk willen: een circulaire economie. En de weg daarnaartoe uitzetten. Dus stel je de vraag hoeveel grondstoffen we eigenlijk in Nederland beschikbaar hebben en hoeveel je wilt importeren. En hoe we al die grondstoffen dan gebruiken en hergebruiken. Dit lost de industrie niet alleen voor ons op, dat moeten we samen doen. Dat vergt ruimtelijke ingrepen, ander gedrag en andere internationale afspraken.’
Demmers: ‘Wat nog veel zal vergen, zijn de bio-grondstoffen. Daar komt een geweldige druk op, we hebben in 2050 zes keer meer nodig dan het huidige gebruik. Volgens onze analyse komen die grondstoffen niet voldoende beschikbaar. We moeten dus ook in Nederland gaan produceren. Dat biedt weer kansen voor boeren. We willen snel fossiele energie en grondstoffen afbouwen, maar we hebben het nog niet voor elkaar om nieuwe energie en grondstoffen in eenzelfde tempo op te bouwen op een manier waarbij we concurrerend blijven en dus bestaansrecht hebben. We moeten daarom keuzes maken voor een industrie die bij ons past en waarin we goed zijn. En die dan vervolgens ook goed past in de Europese context.’
Dus is de industriële sector te groot in Nederland?
Homan: ‘Dat hoor je mij niet zeggen. We opereren in een internationale markt, dus je kunt altijd een gedeelte van de energieproductie uit het buitenland halen. Dat gebeurt nu en dat zal blijven gebeuren. Hoe dan ook: hergebruik en recycling klinken lief en nobel, maar een circulaire economie gaat ook over enorme schaal en veel energie. Dat vergt organisatie van het hergebruik van grondstoffen en heeft gewoon ruimte nodig. We bouwen in Nederland bijvoorbeeld elektrolysers en stents voor in het menselijk lichaam. Daarvoor zijn allemaal chemische componenten nodig die wij hier maken.’
Demmers: ‘Er blijven veel kansen voor de Nederlandse industrie. Die liggen in minder energie-intensieve of locatiegebonden takken van sport, in een circulaire economie en in het verder verwerken van geïmporteerde energie-intensieve halfproducten.
Dit artikel verscheen eerder in PONT, vakblad energie en duurzaamheid (editie 2024-2). Ieder kwartaal duiken we met dit nieuwe magazine de diepte in, met interviews, verdiepingsartikelen en opinies van experts op het gebied van energie en duurzaamheid. En bovendien: je kunt het helemaal gratis in de bus ontvangen. Klik hier voor meer informatie of een kosteloos abonnement .