Nederland ligt niet op koers als het gaat om het halveren van voedselverspilling voor 2030. Er is een versnelling nodig, waarvan ook het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de urgentie ervaren. Onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR) adviseren het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voort te bouwen op de huidige, succesvolle aanpak van Samen Tegen Voedselverspilling, maar wel activiteiten toe te voegen die bijdragen aan versnellen. Ook raden zij LNV aan om beleidsinstrumenten te ontwikkelen waaruit spreekt dat de tijd van vrijblijvendheid – preventie op vrijwillige basis – nu echt voorbij is. In het rapport ‘Adviezen voor de Versnellingsagenda Verminderen Voedselverspilling’ - dat op 20 april 2023 is aangeboden aan de Tweede Kamer – zijn mogelijke acties en maatregelen voor versnelling verwoord.
Nederland heeft zich gecommitteerd aan Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling 12.3 van de Verenigde Naties: in 2030 de helft minder voedsel verspillen dan in 2015. De meest recente cijfers laten zien dat er in 2020 nog maar 6 tot 16 procent reductie bereikt is. Om op koers te blijven zou dit jaar de teller op 28 procent minder verspilling moeten uitkomen. In het huidige tempo lijkt die mijlpaal echter niet te worden gehaald en raakt daarmee ook het halveringsdoel van 2030 uit zicht.
Om het tij te kunnen keren, gingen Wageningse onderzoekers in opdracht van LNV op zoek naar mogelijkheden voor versnelling. In het aangeboden rapport staan drie overkoepelende adviezen en een breed scala aan mogelijke maatregelen die helpen te bepalen welke rol de overheid kan spelen in deze versnelling. De adviezen in het rapport zijn tot stand gekomen aan de hand van literatuuronderzoek, voorbeelden uit andere landen, inspiratie uit parallelle transities (zoals energie) en consultatie van vertegenwoordigers van netwerken en bedrijven in en rondom het voedselsysteem.
De onderzoekers benadrukken in het rapport niet alleen de urgentie van deze versnelling, maar ook de noodzaak om een integrale aanpak voor de verduurzaming van het Nederlandse voedselsysteem centraal te stellen. ‘Er
ontstaat spanning door tegenstrijdige belangen rondom bijvoorbeeld de grote
vraag om biobrandstoffen en het vermijden van risico’s binnen het voedsel- en
voederveiligheidsbeleid,’ vertelt senior onderzoeker Duurzame Ketens bij WUR Hilke Bos-Brouwers.
‘Wij adviseren niet alleen een gedeeld doel, maar ook een minder vrijblijvende aanpak, met meer verplichtingen, onder meer voor monitoring en rapportage. Er moeten consequenties komen voor het niet halen van de doelstellingen,’ gaat Bos-Brouwers verder. ‘We pleiten daarom voor een verplichte doelstelling binnen de Europese Unie. Ook moet duidelijk worden hoe de verdeling van reductiedoelstellingen tussen de verschillende sectoren eruit komt te zien.’
Eén van de adviezen luidt om voort te bouwen op de huidige, succesvolle aanpak van het samenwerkingsplatform ‘Samen Tegen Voedselverspilling’, waarbij belanghebbenden uit de gehele voedselketen samenwerken aan oplossingen. Wel raden de onderzoekers aan hier activiteiten aan toe te voegen die bijdragen aan versnelling. ‘We hebben een keur aan versnellingsacties opgehaald bij bedrijven en organisaties, maar ook voorbeelden uit andere landen — allemaal veelbelovende mogelijkheden waarmee deze aanpak uitgebreid kan worden,’ vertelt Sanne Stroosnijder, Programmamanager Voorkomen van voedselverlies en voedselverspilling bij WUR.
Naast de overkoepelende adviezen, hebben de onderzoekers op basis van literatuuronderzoek en consultatie bij bedrijven en maatschappelijke organisaties een breed scala aan mogelijke maatregelen ter versnelling geformuleerd, die als volgt kunnen worden samengevat:
Meer en beter monitoren
Ontwikkel specifieke acties gericht op landbouw en visserij om verliezen te verminderen
Blijf inzetten op de consument maar richt je ook op de voedselomgeving
Werk aan coherentie van beleid en samenwerking tussen ministeries
‘We weten dat we door meer en beter te monitoren niet alleen een beter begrip krijgen van de schaal van verspilling en waar het zich voordoet,’ vertelt Stroosnijder, ‘maar dat het ook de eerste stap is richting een doelgerichte aanpak. Het creëren van druk om meer bedrijven te laten rapporteren – bijvoorbeeld door een verplichting vanuit de overheid – kan hierbij helpen.’
Het verminderen van voedselverspilling gaat niet alleen maar over cijfers, er moet een omslag komen in ons denken over voedsel en de benodigde grondstoffen voor productie en consumptie. Het rapport noemt dit een verandering op het gebied van bewustzijn, gedrag en bestuur. ‘De focus ligt nog steeds op wat ongewenst is, niet op wat wél gewenst is,’ legt Bos-Brouwers uit. ‘Maar in plaats van voedselverspilling moeten we het eigenlijk hebben over voedselgebruik. Hoe willen we ons voedselsysteem inrichten? Wat willen we wél? Hoe ziet een verspillingsvrije keten eruit?’
Het rapport laat duidelijk zien dat voedselverspilling verminderen een complex vraagstuk is, dat veel raakvlakken heeft met klimaatverandering, watergebruik, landgebruik, biodiversiteit, etc. Het verminderen van verspilling heeft daarmee een direct effect op doelstellingen van die aanpalende vraagstukken. Verspilling kan onder andere vertaald worden naar energiegebruik, grondstoffengebruik, emissies van broeikasgassen en watergebruik. De genoemde adviezen geven een ruim palet aan mogelijkheden om meer organisaties en bedrijven te activeren en op te laten schalen, waarbij nadrukkelijk de overheid ook aan zet is.