Op 13 januari 2025 is het Wetsvoorstel implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en is met name gericht op de onderdelen van de CSRD waarmee de Auditrichtlijn en Transparantierichtlijn zijn gewijzigd.
Zie over de CSRD en de implementatie daarvan nader onze berichten van 18 juli 2024 en 13 januari 2025.
De indiening van het Wetsvoorstel heeft lang op zich laten wachten. De CSRD had namelijk al op 6 juli 2024 geïmplementeerd moeten zijn. De vertraging brengt de nodige onzekerheid met zich voor de praktijk, met name voor beursgenoteerde ondernemingen die kwalificeren als grote organisaties van openbaar belang (OOB's). Deze ondernemingen dienen op grond van de CSRD in 2025 voor het eerst een bestuursverslag te publiceren dat duurzaamheidsinformatie bevat over boekjaar 2024. Vanwege de vertraagde implementatie van de CSRD, is deze verplichting momenteel echter nog niet vervat in Nederlandse wet- en regelgeving.
In 2023 is een ontwerpversie van het Wetsvoorstel geconsulteerd. Vervolgens is in 2024 een (gewijzigd) ontwerp van het Wetsvoorstel met bijbehorende memorie van toelichting ter advisering voorgelegd aan de Raad van State, die op 28 augustus 2024 een blanco advies heeft uitgebracht.
Nu het Wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer, kan de rest van het wetgevingstraject van start. Na behandeling in de Tweede Kamer dient het Wetsvoorstel ook te worden voorgelegd aan de Eerste Kamer. Pas daarna kan de Wet implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering in werking treden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de wet met terugwerkende kracht in werking zal treden (zie ook hieronder).
Het Wetsvoorstel bevat (beperkte) wijzigingen ten opzichte van de ontwerpversie die is voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Wij bespreken de meest in het oog springende wijzigingen hieronder.
De duurzaamheidsrapportering moet worden beoordeeld door een accountant. De bevoegdheid tot het verlenen van deze assurance-opdracht wordt in een nieuw artikel 2:393a BW toegekend aan de algemene vergadering, net als bij de opdrachtverlening tot het onderzoek van de jaarrekening. Omdat artikel 2:393a BW, dat onderdeel is van het Wetsvoorstel, nog niet in werking is getreden, bestaat op het moment geen wettelijke grondslag voor deze opdrachtverlening.
Een eerdere versie van het Wetsvoorstel voorzag al in een tijdelijke uitzondering voor ondernemingen die niet (tijdig) een accountant hebben kunnen benoemen voor het assurance-onderzoek van het duurzaamheidsrapport over boekjaar 2024. In dat geval kan de Raad van Commissarissen (RvC) de assurance-opdracht verlenen en als deze ontbreekt, het bestuur. Deze tijdelijke regeling is met een extra boekjaar uitgebreid. Dat betekent dat de RvC ook over boekjaar 2025 bevoegd is om de assurance-opdracht te verlenen. Indien de algemene vergadering wel een opdracht tot het verrichten van een assurance-onderzoek heeft verleend, dan is die opdracht geldig.
De opdrachtverlening vanaf boekjaren beginnend op of na 1 januari 2026 volgen het reguliere stramien, waarbij de algemene vergadering bevoegd is. Gaat deze daartoe niet over, dan is de RvC bevoegd. Ontbreekt een RvC dan is het bestuur bevoegd.
Het Wetsvoorstel wijzigt artikel 5:25a lid 1 sub b van de Wet op het financieel toezicht (Wft) om te verduidelijken wie bevoegd is om het assurance-onderzoek naar duurzaamheidsrapportering uit te voeren. Wanneer de uitgevende instelling zetel heeft in een andere lidstaat, worden ook externe accountants uit andere lidstaten erkend, mits zij bevoegd zijn volgens de implementatiewetgeving van die betreffende lidstaat.
Daarbij is van belang op te merken dat lidstaten bij implementatie van de CSRD ervoor kunnen kiezen om toe te staan dat ondernemingen hun duurzaamheidsrapportering laten onderzoeken door een ‘onafhankelijke verlener van assurancediensten’ in plaats van door een accountant. Wanneer een uitgevende instelling zetel heeft in een andere lidstaat, bestaat de kans dat de betreffende lidstaat gebruik heeft gemaakt van deze lidstaatoptie. In dat geval kan het assurance-onderzoek ook door een dergelijke dienstverlener zijn verricht.
De Nederlandse wetgever heeft (vooralsnog) geen gebruik gemaakt van deze lidstaatoptie.
Het Wetsvoorstel is slechts één van de wetgevingsinstrumenten waarmee de Nederlandse wetgever voornemens is de CSRD te implementeren. Van belang is ook het voorgestelde Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering (Implementatiebesluit). Met dit besluit worden de inhoudelijke verplichtingen voor de duurzaamheidsrapportering geregeld. Het Implementatiebesluit is (ook) nog niet in werking getreden.
Uit antwoorden op vragen die zijn gesteld door de Tweede Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid volgt dat het besluit en de wet op hetzelfde moment in werking zullen treden.
De wetgever heeft bij de indiening nagelaten te onderkennen dat de tijd dringt. Een groot deel van de eerste groep rapportageplichtige ondernemingen zal namelijk eind april de jaarlijkse verslaggeving algemeen verkrijgbaar moeten stellen waarin op grond van de CSRD moet zijn voldaan aan de nieuwe rapportageverplichtingen. Er bestaat een goede kans dat het implementatietraject op dat moment nog niet is voltooid en dat er op dat moment dus geen nationale wettelijke verplichting bestaat tot het openbaar maken van duurzaamheidsinformatie.
Hoewel de meeste grote OOB’s blijven anticiperen op (tijdige) implementatie van de CSRD en naar verwachting in hun jaarverslag over boekjaar 2024 duurzaamheidsinformatie zullen opnemen, roept de timing (of het gebrek daaraan) vragen op over de duiding van verschillende verplichtingen die zijn vervat in het Wetsvoorstel en het Implementatiebesluit. Het is daarom spijtig dat de Nederlandse wetgever bij de indiening van het Wetsvoorstel hierover geen duidelijkheid heeft verschaft.
Bron: Stibbe