U kunt één van onderstaande mogelijkheden uitvoeren:
U voert alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit.
U voert alle toepasselijke maatregelen van de Erkende Maatregelenlijsten voor energiebesparing (EML) uit.
Bent u vastgoedeigenaar van meer dan 20 gebouwen in Nederland en vallen deze onder toezicht van 2 of meer omgevingsdiensten? Dan kunt u meedoen aan de portefeuilleaanpak. Dit beperkt uw administratie en geeft u meer flexibiliteit. In ruil hiervoor moet uw vastgoed bovenwettelijke energieprestaties leveren.
U voert alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit
Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of u hiermee voldoet aan de energiebesparingsplicht. De terugverdientijd bepaalt u volgens onderstaande methode.
U voert alle toepasselijke erkende maatregelen (EML-systematiek) uit
De Erkende Maatregelenlijsten voor energiebesparing (EML) bevatten maatregelen die in het algemeen een terugverdientijd van 5 jaar of minder hebben. Voor elke toepasselijke erkende maatregel die u niet uitvoert, moet u een gelijkwaardige of betere maatregel nemen. Deze alternatieve maatregel moet net zo veel of meer energie besparen als de erkende maatregel.
U voert niet alle toepasselijke erkende maatregelen uit
Heeft u toch niet alle toepasselijke erkende maatregelen of een minimaal gelijkwaardig alternatief hiervoor uitgevoerd? En gaat u dit ook niet doen? Dan moet u alsnog alle energiebesparende maatregelen uitvoeren - die voor uw specifieke situatie een terugverdientijd hebben van 5 jaar of minder.
De EML-systematiek is niet altijd van toepassing
Locaties van bedrijfstakken waarvoor het Rijk de milieuregels bepaalt (met een milieubelastende activiteit uit afdeling 3.3 tot en met 3.11 van het Bal) én met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen KWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas(equivalent) hebben een onderzoeksplicht energiebesparing. Voor deze locaties geldt de EML-systematiek niet.
Berekening terugverdientijden
De berekening van de terugverdientijd voor een energiebesparende maatregel is geactualiseerd. Deze terugverdientijdberekening geldt ook voor maatregelen op het gebied van hernieuwbare opwek of overstap naar een andere energiedrager. Daarvoor bepaalt u of de maatregel de CO2-uitstoot vermindert. De energieprijzen waarmee u rekent, maakten we ook actueel.
De aangepaste methode is in de bijlage XV van de Omgevingsregeling opgenomen. In de regeling is ook vastgelegd wanneer vaste energieprijzen moeten worden toegepast en wanneer kan worden gerekend met de eigen energieprijzen.
Voor de glastuinbouw geldt een verlaagd belastingtarief voor aardgas. De energieprijzen voor deze sector zijn in bijlage XVa van de Omgevingsregeling opgenomen. Hierin is ook vastgelegd hoe u de terugverdientijd van een maatregel berekent als er energie door een WKK-installatie wordt opgewekt.
Voor niet-glastuinbouwbedrijven is niet vastgelegd hoe u de terugverdientijd berekent als er een WKK-installatie aanwezig is.
Heeft u een energiebesparingsplicht? Dan moet u hierover eens in de 4 jaar rapporteren aan uw bevoegd gezag. Voor de gebouwmaatregelen, zoals de isolatie van de gebouwschil, is dat altijd op grond van de informatieplicht energiebesparing. Voor de activiteitgebonden maatregelen, zoals energiezuinige productkoeling, is dat op grond van de informatieplicht energiebesparing óf op grond van de onderzoeksplicht energiebesparing.
Tot de Omgevingswet ingaat is de zogenaamde ‘drijver van de inrichting’ verantwoordelijk voor het indienen van de informatie- en/of onderzoeksplichtplichtrapportage. Dit blijft gelden tot de volgende uiterste indieningdatum van 1 december 2027 voor alle bedrijven die in 2023 een informatieplicht en onderzoeksplicht hadden. De reden hiervoor is dat er overgangsrecht van kracht wordt als de Omgevingswet ingaat.
In onderstaande download staat wie in het geval van verhuur-huur situaties de drijver is bij de informatieplicht.
PDF Drijver van de inrichting energiebesparingsplicht utilliteitsbouw – april 2024
Voor de energiebesparingsplicht - het uitvoeren van de maatregelen - is het anders geregeld. De eigenaar van het gebouw is, tenzij contractueel anders is afgesproken, verantwoordelijk voor het uitvoeren van de gebouwmaatregelen. De organisatie die de activiteiten uitvoert, heeft de energiebesparingsplicht voor de activiteitgebonden maatregelen. Hoewel wettelijk gezien de drijver de informatieplicht- en onderzoeksplichtrapportage moet indienen, ligt het voor de hand dat degene die de maatregelen moet uitvoeren ook de rapportage hierover indient. Er is dus een verschil tussen wie wettelijk verantwoordelijk is (de drijver) en wie naar verwachting ook zal rapporteren. Dit is al vooruitlopend op de Omgevingswet.
Voor sommige bedrijfstakken is het logischer dat de gebouweigenaar óók de informatieplichtrapportage indient voor de activiteitgebonden maatregelen van zijn huurder(s). Dit gebeurt in het geval er zeer beperkt sprake is van activiteitgebonden maatregelen. Het gaat dan vooral om bedrijfstakken waarvoor onder de Omgevingswet de gemeente de milieuregels bepaalt. Denk bijvoorbeeld aan kantoren of winkels.
Ontbreekt de rapportage? Dan schrijft de omgevingsdienst de drijver van de inrichting aan. Bekijk voor verdere uitleg hierover de website van IPLO.
Bent u vastgoedeigenaar en doet u mee aan de portefeuilleaanpak? Dan moet u voor al uw gebouwen voldoen aan de informatieplicht. U rapporteert dan de adres- en energiegebruiksgegevens van uw gebouwen. En u voegt uw door het bevoegd gezag goedgekeurde portefeuilleroutekaart als bijlage bij.
Naast de informatie- of onderzoeksplicht kunt u ook te maken krijgen met een Europese rapportageverplichting op grond van de Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Grote ondernemingen moeten eens in de 4 jaar een energie-audit uitvoeren en hierover aan ons rapporteren. Dit is de EED-auditplicht.
Vul het stappenplan in om te bepalen welke overheidsorganisatie voor u de milieuregels bepaalt en welke plichten voor u van toepassing zijn. Geldt de informatieplicht? Dan geeft het stappenplan ook aan met welke EML u hieraan kunt voldoen.
Wilt u:
dit voor al uw locaties in één keer bepalen?
dit ook bepalen voor locaties waar gebouwen staan die u verhuurt?
onderzoeken welke andere wettelijke verplichtingen, bijvoorbeeld de energielabel C-plicht voor kantoorgebouwen, met betrekking tot energiebesparing en CO2-reductie mogelijk nog meer van toepassing zijn?
Hierover een rapport ontvangen?
Vul dan de Wetchecker Energiebesparing in. Bent u de eigenaar van een gebouw met huurder(s)? Kies dan in de Wetchecker bij uw bedrijfsactiviteit voor 'dienstverlening'. En vervolgens 'verhuur en handel van onroerend goed'.
Heeft u vragen over bijvoorbeeld de begrenzing van uw locatie? Of over de wettelijke status van de milieubelastende activiteit op die locatie? Neem dan contact op met uw omgevingsdienst. Die lokale invulling van de wetgeving is een verantwoordelijkheid die bij die organisatie ligt. De rijksoverheid en wij kunnen hier helaas geen uitspraken over doen.
Voor de meeste bedrijven en instellingen is de gemeente het bevoegd gezag voor de energiebesparingsplicht. Zo ook voor de informatie -en onderzoeksplicht energiebesparing. Voor locaties met een milieubelastende activiteit uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), de zogenaamde complexe bedrijven, is dat de provincie.
Er zijn nog 2 uitzonderingen. Het bevoegd gezag voor mijnbouwlocaties is het ministerie van Economische Zaken. Het bevoegd gezag voor de meeste defensielocaties is het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht, en de daarbij behorende informatie- en onderzoeksplicht, is opgenomen in het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. Dit houdt in dat de gemeenten verplicht het mandaat voor toezicht en handhaving aan hun omgevingsdienst moeten geven. De omgevingsdiensten doen daarom voor vrijwel alle locaties de uitvoering van deze taken.
U dient uw informatie- en/of onderzoeksplichtrapportage in via Mijn RVO. Uw omgevingsdienst en uw bevoegd gezag kunnen deze rapportage(s) daar ophalen. De omgevingsdienst beoordeelt uw rapportage(s). Indien uw rapportage onverhoopt niet voldoet, zal de omgevingsdienst u vragen om de rapportage te verbeteren en aan te vullen.
Naast de energiebesparingsplicht kunt u ook te maken krijgen met een Europese rapportageverplichting op grond van de Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Grote ondernemingen moeten iedere 4 jaar een energie-audit uitvoeren en hierover aan RVO rapporteren. Dit is de EED-auditplicht.
De EED-auditplicht is een Europese verplichting voor ondernemingen die niet onder het midden- en kleinbedrijf (mkb) vallen. Deze ondernemingen moeten eens in de 4 jaar onderzoeken welke kosteneffectieve energiebesparende maatregelen (voor gebouwen, processen en zakelijk vervoer) zij kunnen uitvoeren.
De EED-auditplicht verplicht ondernemingen niet om de gevonden kosteneffectieve maatregelen uit te voeren. De verplichting om maatregelen uit te voeren is geregeld in de energiebesparingsplicht. De EED-auditplicht geldt voor de onderneming als geheel.
Een onderneming die onder de EED-auditplicht valt kan meerdere vestigingen hebben die ook een energiebesparingsplicht hebben. Vestigingen van een onderneming met een EED-auditplicht met een jaarlijks energiegebruik van minder dan 50.000 kWh elektriciteit én minder dan 25.000 m3 aardgas(equivalent), vallen niet onder de energiebesparingsplicht maar via de onderneming wel onder de EED-auditplicht.
Door de energiebesparingsplicht moeten maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uitgevoerd worden. Dit is een andere eis dan het bepalen van de kosteneffectiviteit over de levensduur van een maatregel. De manier waarop deze terugverdientijd bepaald wordt, en met welke energieprijzen gerekend wordt, is wettelijk vastgelegd. Deze terugverdientijdmethode is anders dan de levenscycluskostenanalyse uit de EED-auditplicht. Dit zorgt dus mogelijk voor andere maatregelen dan uit de inventarisatie van kosteneffectieve maatregelen uit de EED-auditplicht.
De energiebesparingsplicht geldt niet voor maatregelen voor zakelijk vervoer. Deze maatregelen zijn onderdeel van de EED-auditplicht.
De (landelijke) energiebesparingsplicht gaat ook over maatregelen die CO2 verminderen. Bijvoorbeeld door het opwekken van hernieuwbare energie of de overstap naar een energiedrager met een lagere CO2-uitstoot. De EED-auditplicht gaat alleen over energiebesparende maatregelen.