Wie recht heeft op een aansluiting, heeft in principe ook recht op het gebruik daarvan. Tegelijkertijd zien wij de laatste jaren dat het elektriciteitsnet steeds ‘voller’ raakt. Er is simpelweg niet voldoende ruimte om iedereen op hetzelfde moment gebruik te laten maken van het net; er is netcongestie. Veel uitbreidingsplannen en nieuwe projecten komen hierdoor niet van de grond, met alle negatieve gevolgen van dien. De afgelopen weken en maanden is dan ook veel gesproken over de plannen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om netcongestie op het net tegen te gaan. Maar welke stappen zijn de afgelopen periode nou daadwerkelijk gezet, welke plannen liggen voor en wat zijn de gevolgen daarvan? Wij bespreken een aantal (voorgestelde) maatregelen van de ACM tegen netcongestie en hun gevolgen.
Sinds 1 februari 2024 kunnen aangeslotenen in een congestiegebied een transportrecht zonder gegarandeerd transportvermogen overeenkomen (“non-firm transportrecht”). Anders dan bij een normaal transportrecht, kan een non-firm transportrecht alleen worden gebruikt wanneer op het net voldoende ruimte is voor het transport van elektriciteit, bijvoorbeeld op dalmomenten. Waar voor een transportrecht met gegarandeerd transportvermogen lange wachtlijsten bestaan, kan een non-firm transportrecht uitkomst bieden aan aangeslotenen met een flexibele elektriciteitsbehoefte om toch aanspraak te maken op transportvermogen zonder daarbij hun positie op de wachtlijst voor gegarandeerd transportvermogen op te geven. Een non-firm transportrecht kan namelijk eenvoudig worden omgezet in een vast transportrecht zodra daar weer ruimte voor is en de aangeslotene aan de beurt is. De netbeheerder en aangeslotene zullen wel duidelijke afspraken moeten maken over de momenten waarop het gecontracteerd transportvermogen (“GTV”) wel en niet kan worden gebruikt.
Vanaf 1 april 2025 krijgen netbeheerders bovendien nóg twee mogelijkheden om transportrechten overeen te komen zonder gegarandeerd transportvermogen.
Een aangeslotene met een tijdsduurgebonden transportrecht mag zijn volledige transportvermogen ten minste 85% van het jaar (7446 uren per jaar) gebruiken en daarbuiten (1314 uren per jaar) alleen indien daar ook daadwerkelijk ruimte voor is. De aangeslotene weet van tevoren niet wanneer hij geen gebruik kan maken van zijn aansluiting; de netbeheerder moet wel een dag van tevoren doorgeven wanneer de aangeslotene zijn aansluiting een bepaalde periode niet kan gebruiken. Flexibiliteit is dus een belangrijke randvoorwaarde voor het contracteren van een dergelijk transportrecht. De aangeslotene zou dan slechts betalen voor het transport gedurende de periodes waarin hij daadwerkelijk van zijn aansluiting gebruik heeft kunnen maken. Tijdsduurgebonden transportrechten zouden alleen met TenneT mogen worden afgesproken.
Een aangeslotene met een tijdsblokgebonden transportrecht mag zijn volledige transportvermogen binnen vooraf afgesproken tijdsblokken gebruiken. Deze blokken moeten overeenkomen met de dalmomenten op het specifieke deel van het net waarop de afnemer is aangesloten. Binnen die blokken kan de aangeslotene het volledige transportvermogen benutten; daarbuiten helemaal niet. Ook hier zou de aangeslotene slechts nettarieven betalen voor het aantal uren dat hij daadwerkelijk van zijn aansluiting gebruik heeft kunnen maken. Tijdsblokgebonden transportrechten kunnen slechts — in tegenstelling tot tijdsduurgebonden transportrechten — met de regionale netbeheerders worden afgesproken.
De regels over de tijdsduurgebonden of tijdsblokgebonden transportrechten zijn nog niet definitief. Belanghebbenden hebben nog de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze maatregelen.
Sinds 26 april 2024 geldt ook het beginsel ‘gebruik op tijd of raak het kwijt’ (‘GOTORK’). Waar transportvermogen nu nog voor onbepaalde tijd wordt toegekend, kan een grootverbruiker in de toekomst mogelijk (een deel van) zijn GTV kwijtraken. Het vrijgemaakte transportvermogen wordt vervolgens opnieuw uitgedeeld aan aanvragers.
De netbeheerder mag niet zomaar GTV herverdelen. Eerst moet de netbeheerder met de aangeslotene overleggen over het niet-gebruikte GTV. De aangeslotene krijgt dan de gelegenheid om uit te leggen waarom hij niet van zijn GTV gebruik heeft gemaakt. Heeft de aangeslotene geen goede reden voor zijn overschot aan transportvermogen, dan kan de netbeheerder het ongebruikte GTV van de aangeslotene herverdelen. De regeling geldt overigens alleen indien de grootverbruiker ten minste de helft van zijn transportvermogen of een andere hoeveelheid niet gebruikt (1-10 MW, afhankelijk van het net waarop de grootverbruiker is aangesloten).
De ACM heeft besloten dat aangeslotenen korting krijgen als zij buiten piekmomenten gebruik maken van het net. Deze mogelijkheid krijgen aangeslotenen op het landelijk hoogspanningsnet. Het idee is dat de transporttarieven gaan verschillen van uur tot uur en van maand tot maand. Zo hoopt de ACM dat er meer netcapaciteit beschikbaar komt. De korting gaat in op 1 januari 2025.
Deze regels zijn nog niet definitief. Belanghebbenden kunnen nog in beroep gaan tegen het besluit.
Ook moeten netbeheerders vanaf 1 oktober 2024 bij het toewijzen van transportvermogen voorrang geven aan aanvragen met een maatschappelijk doel. Tot dat moment moeten netbeheerders aanvragen voor transportvermogen nog op volgorde van binnenkomst behandelen. Onder de voorgestelde regels zullen aanvragen die zien op projecten die bijdragen aan het oplossen van netcongestie (zoals energieopslagsystemen, etc.), veiligheidsdiensten (zoals politie, defensie, waterveiligheid, etc.) en basisbehoeften (zoals drinkwater, onderwijs, woningbehoefte, onderwijs, etc.) voorrang krijgen.
Deze regels kunnen binnenkort veranderen. De ACM heeft in juli twee technische wijzigingen aangekondigd voor de voorrangsregels: Ontwerp codebesluit aanvulling functie waterbeheer prioriteringskader en Ontwerp codebesluit volgorde na prioriteren. Belanghebbenden kunnen zienswijzen indienen over deze twee ontwerpen.
Netbeheerders mogen al enige tijd congestiemanagement inzetten om de druk op het elektriciteitsnet te beheersen. Wanneer een netbeheerder congestiemanagement inzet kan een netbeheerder een aangeslotene met een grotere aansluiting vragen om zijn vraag en aanbod van elektriciteit te sturen. Een netbeheerder kan die aangeslotene in sommige omstandigheden ook verplichten om mee te doen aan congestiemanagement. Dit is met name het geval wanneer er ernstige netcongestie is. Sinds kort heeft de ACM ook twee aanvullende maatregelen genomen, zodat netbeheerders congestiemanagement nog effectiever kunnen toepassen.
Ten eerste moeten beheerders van gesloten distributiesystemen en grote aangeslotenen op die systemen meedoen aan congestiemanagement. Een beheerder van een gesloten distributiesysteem moet volgens de Netcode elektriciteit nu een partij aanwijzen die voor het gesloten distributiesysteem een eventuele onbalans tussen opwek en verbruik herstelt (balancing service provider) of congestiediensten aanbiedt (congestion service provider). Bovendien moeten aangeslotenen op een gesloten distributiesysteem met een vermogen van meer dan 60 MW nu ook verplicht een CSP aanwijzen én een bijdrage leveren aan de bestrijding van netcongestie.
Ten tweede kunnen aangeslotenen met een GTV van 1 MW of meer sinds 19 april 2024 samen met andere aangeslotenen een groepscapaciteitsbeperkingscontract sluiten met hun netbeheerder (“groeps-CBC”). In een groeps-CBC spreken aangesloten gezamenlijk af om tegen vergoeding (voor een bepaalde periode) af te zien van het gebruik van een deel van hun GTV. Wie op welk moment geen of minder gebruik maakt van zijn aansluiting, kunnen de partijen in de groeps-CBC onderling afspreken. Het besluit biedt dan ook veel ruimte voor maatwerk.
De ACM zit niet stil bij het onderwerp congestiemanagement. De ACM behandelt namelijk nu ook nog een ontwerpbesluit dat de verplichting om deel te nemen aan congestiemanagement uitbreidt voor aangeslotenen met een aansluiting van tussen de 1 en 60 MW. Concreet zouden grote aangeslotenen ofwel moeten aanbieden een bepaalde periode geen gebruik te maken van een deel van hun transportvermogen (via een capaciteitsbeperkingscontract), ofwel beschikbaar moeten zijn om op afroep geen gebruik te maken van hun GTV (redispatching), of zelfs beide. Doen zij dat niet, dan kunnen zij volgens het voorstel van de ACM een boete krijgen.
Zie: Ontwerp codebesluit verplichting aanbieden congestiemanagementdiensten.
Ten slotte zullen netbeheerders vanaf 1 januari 2025 langer de tijd krijgen om grootverbruikers op het net aan te sluiten. Waar nu (meestal) een aansluittermijn van achttien weken geldt, zal de aansluittermijn in 2025 worden aangepast aan de complexiteit van de aansluitwerkzaamheden en de plaatselijke netsituatie. In het uiterste geval zal een netbeheerder zelfs 92 weken over het realiseren van een (complexe) aansluiting mogen doen. De meeste aansluitingen zullen uiteraard sneller moeten worden opgeleverd.
Er wordt dus niet stilgezeten bij de aanpak van netcongestie. Wel kunnen de nieuwe en voorgestelde regelingen het netgebruik complexer maken. Meer dan vroeger, zal goed moeten worden nagedacht over de beschikbaarheid van transportvermogen, de afspraken met de netbeheerder en de flexibele inrichting van de bedrijfsvoering.