Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

De inhoud en reikwijdte van de aansluitplicht van netbeheerders in geval van netcongestie

Op Liander rust de inspanningsverplichting om de aangevraagde aansluitingen, ook in geval van netcongestie, binnen een zo snel als redelijkerwijs mogelijke termijn te realiseren. Deze inspanningsverplichting vloeit voort uit de voor de aansluitplicht geldende “redelijke termijn”. Aldus oordeelt het gerechtshof Den Haag in een arrest van 14 mei jl. (ECLI:NL:GHDHA:2024:773).

31 mei 2024

Blog

Blog

Achtergrond van het geschil

Een bouwbedrijf heeft een nieuwbouwproject gerealiseerd en aan Liander verzocht om tijdig de daarvoor benodigde elektriciteitsaansluitingen te verzorgen. De aanvraag is gedaan ongeveer een jaar vóór de beoogde opleverdatum. De 23 appartementen zijn inmiddels gereed voor oplevering, maar de aangevraagde aansluitingen zijn uitgebleven, terwijl Liander de aanvraag destijds wel heeft bevestigd.

Vanwege het uitblijven van de gevraagde aansluitingen heeft het bouwbedrijf Liander bij brief van 20 juli 2023 aangezegd dat de aansluitingen uiterlijk op 1 september 2023 gereed moeten zijn. In de brief stelt het bouwbedrijf Liander aansprakelijk voor de door haar en haar kopers te lijden schade indien die datum niet wordt gehaald. Liander heeft bij brief gereageerd dat er aanpassingen benodigd zijn en deze de nodige tijd in beslag gaan nemen.

De gang naar de rechter

Het bouwbedrijf daagt Liander voor de kort gedingrechter en vordert dat Liander wordt veroordeeld om de aansluitingen alsnog binnen veertien dagen te realiseren. Aan haar vorderingen heeft het bouwbedrijf ten grondslag gelegd dat Liander op grond van artikel 23 lid 4 Elektriciteitswet en artikel 8.11 van de Netcode Elektriciteit als netbeheerder verplicht is om een aansluiting binnen een redelijke termijn te realiseren. Uit de toepasselijke regelgeving zou volgen dat deze ‘redelijke termijn’ achttien weken, in elk geval maximaal 52 weken bedraagt, en zijn beide termijnen inmiddels verstreken.

Eerste aanleg

In eerste aanleg komt naar voren dat Liander afhankelijk is van derden om aan het gevorderde te kunnen voldoen. Die medewerking van deze derden is op korte termijn niet te verwachten, aldus Liander. Bij de stand van zaken oordeelt de voorzieningenrechter dat geen zicht bestaat op een reële termijn waarbinnen Liander de woningen op spanning kan zetten en daarom is het gevorderde gebod niet toewijsbaar. Dit neemt echter niet weg dat Liander er “alles aan moet doen om de betreffende aansluitingen op zo kort mogelijke termijn alsnog op te leveren”, aldus de voorzieningenrechter.

Een tweede kort geding

Tegen voornoemd vonnis is het bouwbedrijf in beroep gegaan bij het gerechtshof. Daarnaast is het bouwbedrijf hangende het beroep een tweede kort geding gestart tegen Liander. Zij heeft daarbij aangevoerd dat zij en haar kopers inmiddels in zodanige nood verkeren dat de tijd hen ontbreekt om het onderhavige hoger beroep af te wachten.

Ook in dit tweede kort geding worden de vorderingen afgewezen. Liander heeft een planning overgelegd, en het bouwbedrijf heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit proces zodanig kan worden versneld zoals gevorderd. De voorzieningenrechter overweegt ook in dit tweede kort geding dat “van Liander mag worden verwacht dat zij zich maximaal inspant om de benodigde vergroting van de transportcapaciteit en de aangevraagde huisaansluitingen zo snel mogelijk te realiseren”.

Hoger beroep

In hoger beroep is niet in geschil dat op Liander als netbeheerder op grond van artikel 16 Ew de verplichting rust (1) om een derde die daarom verzoekt op de grondslag van artikel 23 Ew te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde elektriciteitsnet (hierna: aansluitplicht) en (2) om ten behoeve van deze derde op de grondslag van artikel 24 Ew het transport van elektriciteit uit te voeren (hierna: transportplicht). Hier schreven wij eerder een uitgebreide blog over.

In hoger beroep heeft het bouwbedrijf gevorderd dat Liander wordt veroordeeld tot aansluiting binnen veertien dagen (het hof begrijpt: na datum arrest) en subsidiair binnen een door het hof in goede justitie te bepalen termijn.

Bij de beoordeling van de vorderingen neemt het hof tot uitgangspunt dat Liander niet kan worden veroordeeld tot het realiseren van aansluitingen binnen een termijn die voor haar onmogelijk is om na te komen of waarvan de nakoming met inachtneming van de omstandigheden van het geval in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd. Dat laat onverlet dat er mogelijk een recht op schadevergoeding bestaat wegens overschrijding van enige ‘redelijke termijn’ door Liander, maar gelet op de verzochte voorlopige voorziening is die vraag in dit kort geding niet aan de orde. Dit zou dus eventueel in een bodemprocedure aan bod kunnen komen.

In hoger beroep wordt duidelijk dat Liander naar aanleiding van een bericht van de gemeente een nieuwe planning aan het bouwbedrijf heeft voorgesteld. Het bouwbedrijf is daar niet mee akkoord gegaan en verwacht een snellere oplevering, namelijk binnen veertien dagen na het te wijzen arrest. Het hof oordeelt echter dat niet aannemelijk is geworden dat een verdere versnelling van het opleveringsproces kan worden bereikt dan namens Liander is voorgesteld. Het hof wijst de primaire vordering daarom af.

Het hof ziet om meerdere redenen echter wel aanleiding om Liander te veroordelen om de aangevraagde huisaansluitingen te realiseren binnen de door het bouwbedrijf in hoger beroep alsnog subsidiair verzochte ‘in goede justitie te bepalen termijn’. Die redenen zijn:

Het bouwbedrijf heeft tijdig, dat wil zeggen een jaar vóór de geplande opleveringsdatum van het project, aan Liander heeft verzocht om de voor dat project benodigde elektriciteitsaansluitingen te verzorgen;

Daarnaast rust op Liander de wettelijke verplichting om die aansluitingen te realiseren en het daarvoor benodigde transport te verzorgen, terwijl Liander daarin monopolist is en het bouwbedrijf dus geen mogelijkheid heeft om een andere partij te verzoeken om aansluiting op het elektriciteitsnet.

Verder moet er in het licht van de voor de aansluitplicht geldende “redelijke termijn” van worden uitgegaan dat op Liander de inspanningsverplichting rust om de aangevraagde aansluitingen, ook in geval van congestie, binnen een zo snel als redelijkerwijs mogelijke termijn te realiseren.

Ten slotte heeft gelet op de omstandigheden te gelden dat week 28 kan worden gezien als redelijkerwijs haalbaar, zij het onder de voorwaarden en met het voorbehoud zoals weergegeven in het nieuwe planningsvoorstel van Liander.

Liander wordt daarom veroordeeld de voor het project aangevraagde huisaansluitingen te realiseren binnen de termijn, onder de voorwaarden en met het voorbehoud als door Liander vermeld in haar e-mail aan het bouwbedrijf waarin het nieuwe planningsvoorstel was verwoord. Aan de veroordeling wordt echter geen dwangsom verbonden.

Relevantie arrest

Netbeheerders kunnen niet worden veroordeeld tot het realiseren van aansluitingen binnen een termijn die voor haar onmogelijk is om na te komen of waarvan de nakoming met inachtneming van de omstandigheden van het geval in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd. Dat is het uitgangspunt in rechtspraak. Desalniettemin rust er op netbeheerders een inspanningsverplichting om de verzochte aansluitingen zo snel als redelijkerwijs mogelijk te realiseren. Ook in tijden van congestie.

Die inspanningsverplichting kan in bepaalde situaties gezien worden als resultaatsverplichting en ook als zodanig worden afgedwongen, zo volgt uit dit arrest van het hof. Wel is het zo dat de resultaatsverplichting gekoppeld wordt aan de werkplanning zoals de netbeheerder die heeft opgesteld. De rechter zal niet snel oordelen dat de redelijke termijn in het kader van de aansluitplicht veel korter is dan de netbeheerder zelf heeft aangegeven, nu er op dit moment congestie is en netbeheerders een kortere “redelijke termijn” dus niet kunnen nakomen.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter