Onderzoek toont potentie van Nederlandse rundveerassen voor duurzame landbouw.
Natuurinclusieve melkveehouderij, waarbij voedselproductie hand in hand gaat met biodiversiteit en natuurbeheer, biedt volop kansen voor verduurzaming van de sector. In een recentelijk afgerond onderzoeksproject is gekeken naar welk type koe het beste past binnen deze vorm van landbouw, met bijzondere aandacht voor Nederlandse dubbeldoelrassen zoals de MRIJ, Fries-Hollands vee en de Groninger Blaarkop.
Uit het onderzoek blijkt dat Nederlandse dubbeldoelrassen, hoewel ze in aantal afnemen, goed kunnen passen binnen extensieve, natuurinclusieve bedrijfsvoering. Deze rassen worden door boeren vaak omschreven als robuust, zelfredzaam en goed in het benutten van gras en ruwvoer. Eigenschappen die goed aansluiten bij de uitgangspunten van natuurinclusieve landbouw.
Een landelijke data-analyse op basis van stamboek-, melkcontrole- en KringloopWijzergegevens van 490 melkveebedrijven met dubbeldoelkoeien toonde aan dat deze rassen in uiteenlopende bedrijfssystemen worden gehouden. Dierprestaties varieerden per ras en per bedrijfstype: hoewel Holsteins het hoogste scoorden op melkproductie, presteerden de dubbeldoelrassen op andere vlakken – zoals vet- en eiwitgehalte en celgetal – in sommige situaties beter. Geen enkel ras bleek echter op alle kenmerken de beste.
Opvallend was dat veel veehouders gebruikmaken van kruisingen, waarbij gewenste eigenschappen van verschillende rassen worden gecombineerd. Slechts een klein deel van de veehouders fokt nog met volledig raszuivere dieren.
Naast de data-analyse namen 31 veehouders actief deel aan het onderzoek. Zij leverden uitgebreide informatie aan over hun bedrijf, en bij 15 zijn de onderzoekers op bedrijfsbezoek geweest en is de veehouder geïnterviewd. De deelnemende bedrijven waren gemiddeld extensiever dan de gangbare melkveehouderij, met veel aandacht voor weidegang, ruwvoerbenutting en lage krachtvoergebruik. Een groot deel van deze bedrijven was bovendien biologisch of biologisch-dynamisch gecertificeerd.
De boeren gaven aan dat hun ideale koe gezond en productief moet zijn onder wisselende omstandigheden, goed moet omgaan met een wisselend ruwvoerrantsoen en kwalitatief goede melk én vlees moet leveren. Het benutten van gras en biodivers grasland werd als essentieel gezien. Ook gaven ze aan dat biodiversiteit vaak extra inspanning kost, die niet altijd financieel wordt beloond.
Veehouders die deelnamen aan het onderzoek benadrukten het belang van robuuste, probleemloze dieren die goed presteren op ruwvoer en passen binnen een extensieve bedrijfsvoering. Ze omschreven hun ideale koe als “zelfredzaam”, “robuust” en “productief onder wisselende omstandigheden”. De dubbeldoelrassen bleken qua eigenschappen goed aan te sluiten bij deze wensen.
De onderzoekers benadrukken dat fokkerij een cruciale rol kan spelen in het ontwikkelen van koeien die goed passen in natuurinclusieve systemen. Belangrijk hierbij is het vastleggen en meten van kenmerken als robuustheid en ruwvoerbenutting. De huidige fokdoelen sluiten deels aan bij de wensen van natuurinclusieve melkveehouders, maar er is ruimte voor meer maatwerk per ras en bedrijfstype.
De onderzoekers concluderen dat er geen “beste ras” is voor natuurinclusieve veehouderij, maar dat het afhangt van het bedrijfstype, de rantsoensamenstelling en de specifieke doelen van de veehouder. Wel bieden Nederlandse dubbeldoelrassen duidelijke aanknopingspunten voor een toekomstbestendige melkveehouderij, waarin biodiversiteit en voedselproductie hand in hand gaan. Door de inzet van dubbeldoelrassen in natuurinclusieve systemen kunnen deze rassen nieuw perspectief krijgen. Samenwerking tussen boeren, fokkers en organisaties is hierbij essentieel.