Netcongestie houdt velen van ons bezig. Wegens de groeiende vraag naar elektriciteit raakt het elektriciteitsnet in Nederland overbelast. Om dat zoveel mogelijk te voorkomen en om aan de groeiende vraag naar elektriciteit te voldoen wil TenneT, de netbeheerder voor het Nederlandse hoogspanningsnet, hoogspanningsstations vernieuwen, bestaande hoogspanningsverbindingen versterken en nieuwe ondergrondse hoogspanningskabels aanleggen. Om de uitbereiding en versterking van het elektriciteitsnet planologisch mogelijk te maken, heeft de gemeenteraad van Hengelo twee bestemmingsplannen vastgesteld. Beide plannen zijn op 10 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2796) (voorlopig) onderuitgegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De gemeenteraad (de raad) van Hengelo heeft op 8 juni 2022 twee bestemmingsplannen vastgesteld: het “Parapluplan ondergrondse 110kV kabelverbinding Hengelo Weideweg – Hengelo Oele” en het “Parapluplan ondergrondse 110kV kabelverbinding Almelo Mosterdpot – Hengelo Weideweg” (de bestemmingsplannen). De bestemmingsplannen maken een aantal ondergrondse 110 kV kabelverbindingen tussen hoogspanningsstations mogelijk. Stichting Twickel (de stichting) bezit de grond ter plaatse en beheert deze ook. De kabelverbindingen worden voor een deel onder haar gronden aangelegd. De stichting is het niet eens met de bestemmingsplannen en gaat hiertegen in beroep.
De voornaamste zorg van de stichting is dat de kabelverbindingen de natuur- en landschapswaarden op het landgoed van Twickel zullen aantasten. De raad stelt hiertegenover dat de gevolgen voor de natuur- en landschapswaarden beperkt blijven door voor de aanleg van kabelverbindingen gestuurd te boren in plaats van te graven. Dit staat ook zo in de plantoelichtingen bij de bestemmingsplannen: De kabelverbinding wordt aangelegd door horizontaal gestuurde boringen en door open ontgravingen. Ook bevatten de plantoelichtingen afbeeldingen waarop wordt aangegeven waar wordt geboord en waar wordt gegraven. Volgens de raad volgt hieruit dat op bepaalde locaties gericht wordt geboord, waardoor wordt voorkomen dat de natuur- en landschapswaarden worden aangetast.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) gaat hier niet in mee en oordeelt dat de bestemmingsplannen geen regels bevatten die waarborgen op welke wijze de kabelverbindingen worden aangelegd. De plantoelichting is geen juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Met de afbeelding in de plantoelichting is dus niet juridisch geborgd op welke manier de kabels worden aangelegd, waardoor er geen zekerheid is dat de natuur- en landschapswaarden niet worden aangetast.
De Afdeling oordeelt dat de bestemmingsplannen in strijd met de vereiste zorgvuldigheid zijn vastgesteld (artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In het kader van de definitieve geschillenbeslechting past de Afdeling een bestuurlijke lus toe. De raad wordt opgedragen om binnen 26 weken het gebrek in de besluiten te herstellen.
De stichting vindt dat de raad had moeten kiezen voor een route van de kabeltracés die niet over het landgoed Twickel gaat. Volgens de stichting had de raad alternatieven moeten onderzoeken en is niet duidelijk waarop de locatiekeuze is gebaseerd.
Over de locatiekeuze van de tracés staat in de beide plantoelichtingen alleen dat het voorkeurstracé is bepaald aan de hand van het beleid van TenneT. Er wordt niet ingegaan op de afweging voor de gekozen tracés. De Afdeling oordeelt dat de stichting gelijk heeft in haar stelling dat niet duidelijk is op welke argumenten de locatiekeuze is gebaseerd.
Voor de zitting heeft de raad nieuwe stukken aangeleverd waaruit volgt waarom voor de betreffende tracés is gekozen. Uit de nieuwe stukken blijkt dat de raad eerst de zoekgebieden heeft afgebakend. Binnen het zoekgebied zijn vervolgens alternatieven bepaald, waarbij van belang is dat wordt gezocht naar de kortst mogelijke afstand tussen twee hoogspanningsstations. Daarbij zijn omgevingsaspecten, technische haalbaarheid en maatschappelijke kosten, in deze volgorde, bepalend. Het tracé mag niet gaan door woonwijken, gevoelig stedelijk gebied, Natura 2000-gebieden en hoogwaterbeschermingsgebieden.
De Afdeling oordeelt dat de raad de alternatieven goed heeft afgewogen en tot het gekozen tracé heeft mogen komen. De bestemmingsplannen zijn op dit onderdeel weliswaar in strijd met het motiveringsbeginsel vastgesteld, maar met de nadere stukken zijn deze gebreken hersteld.
Uit de uitspraak volgt dat de gewijzigde of nieuwe besluiten niet opnieuw als ontwerp ter inzage hoeven worden gelegd. Met andere woorden: de besluiten hoeven niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb worden voorbereid. Dit betekent dat het overgangsrecht op deze procedure van toepassing is en dat niet de Omgevingswet, maar het oude recht van toepassing blijft (dit volgt uit artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet. Zie voor informatie over het overgangsrecht onze blogreeks hierover.
De gemeenteraad heeft 26 weken om de gebreken in de bestemmingsplannen te herstellen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat dit bijvoorbeeld kan door het aanpassen van de planregels of door het toevoegen van een voorwaardelijke verplichting waaruit volgt dat op bepaalde locaties enkel geboord (en niet gegraven) mag worden.