Een mobiliteitshub neerzetten is één ding. Maar wordt de hub ook daadwerkelijk gebruikt? En wie houdt dat in de gaten? Deze vragen leven bij veel gemeenten. In deze zesde blog van De ruimte ligt op straat zoomen we in op de gebruiksfase van de hub. Hoe kun je dit het beste monitoren? Hoe evalueer je de hub en stuur je bij waar nodig? En kan digitalisatie dit proces eenvoudiger maken? We delen graag onze visie hierop.
Zodra een hub in gebruik is, spelen exploitanten van vervoersdiensten en de gemeente als beheerder elk hun rol. Exploitanten zorgen ervoor dat deelauto’s, fietsen of bussen aantrekkelijk en beschikbaar zijn, terwijl de gemeente erop toeziet dat de hub goed past in de openbare ruimte en bijdraagt aan bredere doelen zoals bereikbaarheid en duurzaamheid. Dat vraagt om goede samenwerking: commerciële belangen en publieke belangen moeten in balans zijn. Zo wordt de hub niet alleen rendabel voor aanbieders, maar voegt hij ook echt waarde toe voor de stad en haar inwoners. Monitoring kan hierbij een sleutelrol spelen.
Een hub kun je deels kwantitatief volgen door te kijken naar cijfers zoals het gebruik van deelauto’s en fietsen, de bezetting van parkeerplaatsen en het aantal reizigers dat overstapt tussen verschillende vervoersmiddelen. Deze gegevens geven inzicht in hoe intensief de hub wordt gebruikt en welke vervoersopties het populairst zijn.
Vaak liggen deze data bij de exploitanten, maar hoe krijg je als gemeente hier grip op? Een slimme aanpak is om hier al tijdens aanbestedingen of concessies op te sturen, bijvoorbeeld door afspraken te maken waarbij exploitanten de gebruikscijfers van deelauto’s of -fietsen maandelijks delen. Zo kun je als gemeente met de exploitant trends volgen en samen besluiten nemen over aanpassingen of verbeteringen op de hub, zodat deze echt aansluit bij het gebruik en de behoefte van reizigers.
Maar cijfers vertellen niet het hele verhaal. Hoe ervaren reizigers de overstap? Voelen ze zich veilig? Vinden ze de hub logisch ingericht? En hoe kijken omwonenden tegen de hub aan? Een simpele tip: praat met de bakker om de hoek. Hoe ervaart hij dagelijks de hub? Observaties en gestructureerde gesprekken geven inzichten die cijfers alleen niet kunnen bieden. Zo worden verbeteringen echt waardevol voor gebruikers én omgeving.
Digitale ontsluiting ondersteunt zowel beleidsmakers als reizigers. Is de hub te vinden op Google Maps of in een routeplanner? Kun je zien welke vervoersmiddelen beschikbaar zijn en hoeveel parkeerplaatsen vrij zijn? En werkt het boeken van deelmobiliteit via één app, of heb je meerdere apps nodig? Tegelijkertijd biedt digitalisering voor gemeenten een krachtig instrument voor monitoring. Bijvoorbeeld via API-koppelingen met exploitanten en deelmobiliteit aanbieders, waarmee data automatisch binnenkomt in dashboards. Vanuit CROW is er al het Dashboard Deelmobiliteit, hier kun je de actuele status van deelvervoer inzien.
Landelijke bestanden zoals het Nationaal Haltebestand en het Nationaal Parkeerregister kunnen helpen om je hub beter zichtbaar te maken bij landelijke dienstverleners. Bespreek ook met lokale exploitanten wie de hub gebruikt en hoe ze het aanbod kunnen vinden en gebruiken.
Of een hub echt succesvol is, blijkt pas in de gebruiksfase. Drie tips om grip te houden en de hub optimaal te laten aansluiten bij reizigers en omgeving:
Combineer cijfers en verhalen: gebruik data over ritten en bezetting, maar luister óók naar ervaringen van reizigers en omwonenden.
Leg afspraken over data vast: zorg dat aanbieders en gemeente dezelfde taal spreken, zodat informatie makkelijk gedeeld en gebruikt kan worden.
Kijk verder dan de hub zelf: meet niet alleen wat er op de hub gebeurt, maar ook hoe dit uitpakt in de wijk of stad.
Wat vindt de wijk van een hub?
Tips tegen tunnelvisie op mobiliteitshubs