De transitie naar een klimaatneutraal energiesysteem in 2050 vereist de afbouw van het gebruik van grijze waterstof en de opbouw van het gebruik van groene waterstof. Ondanks veel plannen en beleidsmaatregelen komt de opbouw van het gebruik van groene waterstof niet goed op gang. Deze studie laat zien wat de knelpunten en uitdagingen zijn waardoor de markt onvoldoende van de grond komt, en doet suggesties voor beleidsaanpassingen die kunnen bijdragen aan het vlot trekken van de productie en het gebruik van groene waterstof.
In de Klimaatwet is vastgelegd dat Nederland in 2050 klimaatneutraal moet zijn. Om dit te kunnen bereiken moet het gebruik van fossiele energiedragers – waaronder grijze waterstof – tot een minimum worden beperkt. Daarbij kan groene waterstof een belangrijke rol spelen. Dit is uitgewerkt in het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) van de rijksoverheid. Op basis van het NPE zijn voor de korte termijn van 2030 en 2032 streefdoelen van respectievelijk 4 en 8 gigawatt opgesteld elektrolyservermogen vastgesteld. De rijksoverheid zet naast eigen productie ook in op import van groene waterstof(dragers) uit andere landen. Alle aangekondigde plannen voor investeringen en import hebben tot nu toe echter slechts geresulteerd in één investeringsbeslissing en één leveringscontract.
Reden voor de afwachtende houding - of soms zelfs terugtrekkende bewegingen - van initiatiefnemers is dat er in meerdere onderdelen van de groenewaterstofketen knelpunten zijn. Zo is de omvang van de vraag die uit de jaarverplichtingen voor de industrie en de vervoerssector zal voortvloeien nog zeer onzeker, is het landelijk waterstofnetwerk dat industriële clusters met elkaar, met opslagcapaciteit en met het buitenland zou moeten verbinden jaren vertraagd, en bestaat er onzekerheid over de beschikbaarheid van hernieuwbare elektriciteit (met name van wind op zee). Daarnaast zijn de geraamde productiekosten van groene waterstof de laatste jaren door stijgende investerings- en netwerkkosten toegenomen, terwijl tot voor kort de verwachting was dat die door leereffecten en schaalvergroting zouden afnemen. Import van groene waterstof komt ook niet van de grond door onzekerheid over de kosten, de vraag en vertraagde aanleg van buisleidingen.
De huidige situatie, waarbij de noodzakelijke ontwikkelingen (soms ernstig) vertraagd zijn en waarbij iedereen op iedereen lijkt te wachten, kan alleen door interventies van de rijksoverheid en de Europese Commissie worden doorbroken. Daarvoor is het nodig dat op vrijwel alle terreinen – vraag, productiekosten, beschikbaarheid van hernieuwbare elektriciteit, infrastructuur en subsidies en voldoende bescherming tegen buitenlandse concurrentie – aanpassingen worden gedaan. In het rapport wordt een aantal suggesties aan de rijksoverheid gedaan voor verbetering van het handelingsperspectief van de partijen die aan zet zijn. De suggesties zijn:
Bepleit bij de Europese Commissie aanpassingen van de bijmengverplichting van groene waterstof in de industrie;
Biedt investeringszekerheid voor groenewaterstofproductie in de raffinagesector en heroverweeg in dat licht de correctiefactor voor de raffinageroute;
Zorg dat de infrastructuur op land voor waterstof en ammoniak zo snel mogelijk wordt aangelegd;
Zoek manieren om de productiekosten voor groene waterstof die samenhangen met overheidsregulering te verlagen;
Overweeg in de SDE++-subsidieregeling voor groene waterstof ook de productie van een beperkt aandeel low-carbon waterstof te subsidiëren;
Bepleit bij de Europese Commissie aanpassing van de methodiek van toewijzingen van de subsidies van de European Hydrogen Bank;
Zet voor netbalancering ook in op andere technologieën dan elektrolysers;
Overweeg meer tijd te nemen voor het realiseren van de doelstellingen voor elektrolysers voor 2030 en 2032 en zorg voor versnelde opschaling daarna;
Zorg dat blauwewaterstoffabrieken na 2050 zijn uitgefaseerd of klimaatneutraal zijn.