Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Na hoopgevende kamerbrief 'water en bodem sturend' is moed en samenwerking nodig voor verdere uitwerking

Water en bodem moeten meer sturend zijn in onze ruimtelijke keuzes, aldus het regeerakkoord van Rutte IV. In ons vorige blog legden we uit wat het principe 'Water en bodem sturend' inhoudt en dat, hoewel de urgentie hiervan al decennialang bekend is, de concrete uitwerking in de fysieke leefomgeving tot op heden uitblijft. Op 25 november jl. is door minister Harbers en staatssecretaris Heijnen een Kamerbrief naar de Tweede Kamer is gestuurd, met daarin een aantal structurerende keuzes die hierin verandering moeten brengen. In dit blog gaan we in op de inhoud van deze onlangs verschenen Kamerbrief en wat de keuzes betekenen voor de manier waarop we de komende jaren omgaan met onze ruimtelijke planvorming.

2 december 2022

In de Kamerbrief wordt beschreven wat er nodig is om water en bodem sturend te maken in onze ruimtelijke keuzes. Het kabinet baseert het beleid op zeven uitgangspunten waaronder ‘niet afwentelen’, ‘in samenhang omgaan met wateroverlast, droogte en de bodem’, ‘minder afdekken, minder vergraven, niet verontreinigen’ en ‘pas toe of leg uit’.

Op hoofdlijnen wordt in de brief ingegaan op de volgende onderwerpen:

  1. Het komen tot een gezond en duurzaam watersysteem met voldoende, schoon (zoet)water én ruimte voor waterberging.

  2. Het herstellen van een vitaal en efficiënt geordend bodemsysteem.

  3. De implicaties van water en bodem sturend voor het bebouwd gebied.

  4. De uitwerking van water en bodem sturend voor drie specifieke gebieden (laagveengebieden, verziltende kustgebieden en hoge zandgronden).

Aan de hand van 33 structurerende keuzes wordt hier een nadere invulling aan gegeven. De keuzes variëren van generieke ambities om ‘weerbaar te zijn tegen een droogte die eens in de twintig jaar voorkomt’ tot specifieke maatregelen zoals ‘geen nieuwe bebouwing in de uiterwaarden’.

Helder signaal van voorgenomen kanteling in ruimtelijke planvorming

De strekking van de Kamerbrief is wat ons betreft hoopgevend. Met deze brief wordt daadwerkelijk een eerste invulling gegeven aan het pleidooi om water en bodem in de toekomst meer sturend te laten zijn in onze ruimtelijke inrichting. Het Rijk geeft hiermee een duidelijk signaal af aan de buitenwereld en geeft ook inhoudelijk richting aan medeoverheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven.

In de brief is een goede balans gevonden tussen het schetsen van integrale landelijke kaders en de ruimte voor regionaal maatwerk voor doorwerking en borging van de structurerende keuzes. Er zijn immers grote verschillen tussen gebieden in Nederland.

Op een aantal specifieke onderwerpen wordt ook duidelijk stelling ingenomen. Enkele opvallende structurerende keuzes zijn:

  • Niet bouwen in de uiterwaarden (keuze 10): Om onze rivieren klimaatrobuuster te maken en toenemende schade te voorkomen, wordt in de uiterwaarden die vallen onder de Beleidslijn grote rivieren geen nieuwe bebouwing meer toegestaan.

  • Verzilting toestaan (keuze 28): Het Rijk en de waterschappen blijven zich inzetten voor aanvoer van zoetwater, maar kunnen geen nieuwe maatregelen garanderen om verziltende gebieden te voorzien van zoetwater van elders. Op termijn zal er daarom vaker sprake zijn van tijdelijke en regionale verzilting.

  • Grondwaterpeil verhogen (keuze 33): Om verdroging op de hoge zandgronden te bestrijden, wordt het grondwaterpeilverhoogd met mogelijk 10 cm tot 50 cm. Omdat het maatwerk betreft, wordt dit in gebiedsprocessen verder uitgewerkt.

Scherpte ontbreekt (nog); concretisering is nodig

Toch hadden we gehoopt dat de structurerende keuzes in deze langverwachte Kamerbrief wat scherper en harder zouden zijn. Op de bovengenoemde onderwerpen wordt duidelijk stelling genomen, maar de meeste structurerende keuzes zijn erg afgewogen. Er lijkt een balans te zijn gezocht tussen enerzijds richting willen geven, maar anderzijds geen harde barrières willen opwerpen aan bijvoorbeeld de enorme woningbouw- en landbouwopgaven.

Een voorbeeld hiervan is ‘keuze 13’ waarin staat dat 5% tot 10% van diepe polders wordt gereserveerd voor waterberging. Deze keuze kan worden beschouwd als een erg minimale invulling van de ambitie om als Nederland in 2050 water- en klimaatrobuust te zijn. Het geeft namelijk óók de ruimte om de overige 90% tot 95% van de betreffende polder wél vol te bouwen, ondanks de daarmee samenhangende toename van overstromingsrisico’s als gevolg van bevolkingsgroei, economische ontwikkelingen, bodemdaling en zeespiegelstijging.

Verschillende keuzes zijn overigens niet echt nieuw, of vragen om meer concretisering. Zo zijn een aantal keuzes al eerder opgenomen in bestaande waterprogramma’s en is daar in de brief geen nadere invulling aan gegeven. Het zijn keuzes waar eigenlijk niemand op tegen kan zijn, mede doordat ze tot op heden wat vrijblijvends in zich hebben en vooral te lezen zijn als inspanningsverplichtingen.

Anders denken en doen vraagt politieke moed en duidelijk perspectief

De Kamerbrief toont de wil aan van het Rijk om daadwerkelijk invulling te willen gaan geven aan het principe van water en bodem sturend. De aandacht is getrokken en verwachtingen zijn gewekt, maar de vraag is nu: hoe gaan we deze ambities waarmaken? Uit het verleden is immers gebleken dat het adagium van water en bodem sturend al decennialang wordt onderschreven, maar dat de grote en gevoelige (politieke) keuzes in het ruimtelijk domein tot op heden altijd zijn vermeden.

Een belangrijke factor voor succes is de mate waarin het lukt om de voorgestelde structurerende keuzes in de komende periode verder te concretiseren. Daarvoor zijn politieke keuzes nodig op enerzijds nationaal niveau (bijv. landelijke wetgeving, programma Novex), maar is vooral de doorvertaling op regionaal niveau van belang. Hiervoor is maatwerk nodig; elk gebied is immers verschillend en het water- en bodemsysteem is complex.

Het Rijk doet er zodoende slim aan om de komende tijd in te zetten op de totstandkoming van een goede dialoog met de decentrale overheden over hoe te komen tot deze regionale doorvertaling van de 33 structurerende keuzes. Er is behoefte aan breed draagvlak, maar de keuzes moeten ook voldoende ‘scherp’ blijven (of liefst nog scherper worden).

Het is daarnaast aan te bevelen om bij de nadere uitwerking van de structurerende keuzes een incrementele benadering toe te passen. Het aanscherpen van de structurerende keuzes is op korte termijn wellicht niet (politiek) haalbaar. Door een helder perspectief te schetsen vanaf wanneer sommige principes wél gaan gelden, creëer je duidelijkheid over de koers en geeft ook ruimte aan partijen om richting die koers te bewegen.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter