Zonneparken en andere projecten die gebruikmaken van de SDE(++)-subsidie krijgen liquiditeitsproblemen door het uitblijven van subsidievoorschotten. Maar de rekenmethode voor de voorschotten bijstellen of de eindafrekening vervroegen wil minister Jetten voor Klimaat en Energie niet. Dat reageert de minister op Kamervragen.
In antwoorden op Kamervragen van Henri Bontenbal van het CDA geeft de minister aan dat het ontbreken van de voorschotten voor de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE) te maken heeft met de hoge energieprijs van 2022.
“Als gevolg van de daling van de energieprijzen zijn de maandelijkse voorlopige voorschotten in de SDE gebaseerd op energieprijzen die hoger liggen dan de huidige en verwachte prijzen. Hiermee vallen de subsidievoorschotten naar verwachting lager uit dan de uiteindelijke subsidie. Voor veel projecten betekent dit dat geen voorschotten worden verstrekt.”
Ook geeft Jetten aan dat het niet alleen bij zonneparken speelt maar dat het een SDE-breed probleem is.
De definitieve SDE-subsidies voor 2023, die zijn berekend aan de hand van actuele energieprijzen, worden in mei of juni van 2024 uitgekeerd. Volgens Bontenbal is het daarom voor kleine initiatieven zoals energiecoöperaties, die geen voorschot hebben ontvangen, moeilijk om de periode tot aan de afrekening te overbruggen.
Maar de minister gaat ervan uit dat projecten rekening hebben gehouden met veranderende energieprijzen toen zij subsidie aanvroegen. “Een SDE-subsidie heeft een looptijd van 12 tot 15 jaar. Over deze periode zijn er schommelingen te verwachten in inkomsten en uitgaven waar een project mee rekening kan houden.”
Een andere berekeningswijze van de subsidievoorschotten ziet de minister niet zitten. Stabiliteit en voorspelbaarheid van de SDE++ is volgens hem belangrijk voor projecten en hun financiers.
“Ik ben daarom terughoudend bij het aanpassen van de methodiek van de bevoorschotting in de SDE++. Dat was voor mij ook een belangrijke reden om in het verleden de voorschotten niet naar beneden bij te stellen toen de energieprijzen sterk stegen. Partijen zijn bekend met deze berekeningsmethodiek en kunnen hier van uitgaan bij het vormgeven van hun project en financiering. Daarom zie ik het nu ook primair als een verantwoordelijkheid van projecten en hun financiers om voor deze tijdelijke situatie een oplossing te vinden.”
Ook het vervroegen van de definitieve afrekening wordt volgens hem lastig, want de huidige planning voor het berekenen van de correctiebedragen is al strak. “Een belangrijk element hierbij is de bepaling van de profiel- en onbalansfactor voor de marktprijs van windenergie en zonne-energie. Daarvoor gebruikt PBL marktdata van diverse bronnen die verwerkt en geverifieerd moet worden.”
Als laatste geeft Jetten aan dat projecten die ernstige financiële problemen verwachten contact kunnen opnemen met het RVO, maar dat maatwerk voor projecten binnen de SDE++ niet mogelijk is.
